De 64-jarige eigenaar van het pand aan de Kelders in Leeuwarden, Wyb Feddema, heeft geen schuld aan het overlijden van de 24-jarige Idsart Otte. Dat betoogde raadsman Tjalling van der Goot vandaag ter zitting van de rechtbank in Leeuwarden. Op 19 oktober 2013 brak twee huizen verderop brand uit in een kledingzaak als gevolg van ‘gerommel’ door een derde met een gasfles. De heftige en dikke rook bereikte snel het pand van cliënt waar het slachtoffer een appartement huurde. Het slachtoffer is uiteindelijk door kolmonoxidevergiftiging om het leven gekomen. De veroorzaker van de brand is eerder door de rechtbank vrijgesproken. In het pand van cliënt is uiteindelijk geen brand geweest.
Het OM heeft eerst geen vervolging van cliënt willen instellen omdat in zijn visie geen sprake was van strafbaar handelen. Ook nadat op bevel van het gerechtshof naar aanleiding van een klacht tegen de niet-vervolging door de nabestaanden nader onderzoek was verricht, hield het OM vast aan het standpunt dat cliënt geen strafrechtelijk verwijt kon worden gemaakt. Het Hof gelastte desondanks de vervolging. Vandaag ter zitting eiste de officier van justitie echter een veroordeling. In haar visie is cliënt thans wel aanmerkelijk nalatig geweest in zijn zorgplicht als verhuurder. Uit onderzoek door de Brandweer en de Inspectie voor Veiligheid en Justitie blijkt volgens het OM dat niet voldaan was de minimale eisen in het Bouwbesluit 2012 voor brand- en rookwering. Volgens het OM had cliënt moeten weten dat muren en vloeren niet goed waren gedicht of dat er boven en achter de wanden openingen zaten waardoor rook het pand in kon stromen.
Feddema voelt zich verantwoordelijk maar niet aansprakelijk. Tijdens de emotionele zitting herhaalde hij meermalen moeite te hebben over zijn eigen verdriet en leed te spreken, omdat dit niet in verhouding staat tot het leed bij de nabestaanden. Hij liet weten met hen mee te leven en begrip te hebben voor het feit dat zij via een zogeheten art. 12 Sv-procedure vervolging van hem hebben afgedwongen.
De verdediging stelde dat de heer Feddema het pand in de jaren ’90 had gekocht van een toenmalige gerechtsdeurwaarder. De verkoper stond als uiterst integer en secuur bekend. Bovendien zag het pand er uitstekend uit. De verkoper had het pand zo’n tien jaren eerder verbouwd. Uit onderzoek is gebleken dat hiervoor een bouwvergunning was afgegeven en dat het bouwplan voldeed aan de bouwvoorschriften. Nadien zijn er geen bouwkundige aanpassingen geweest. Cliënt mocht op basis van deze informatie aannemen dat het gebouw voldeed aan de eisen voor brandveiligheid. Cliënt stelt bovendien dat hij voorafgaande aan de aankoop nog een gemeentelijke bouwinspectie heeft laten uitvoeren.
De gebreken ten aanzien van de brandveiligheid zijn niet zichtbaar. Het gaat onder meer – kortweg – om een muur die tientallen jaren geleden is dichtgemaakt waarbij nog openingen aanwezig zijn. Achter de in de jaren ’80 door de vorige eigenaar geplaatste wanden blijken bovendien doorgangen aanwezig waardoor eveneens rook het pand heeft kunnen instromen. Cliënt kon deze gebreken niet kennen, anders dan door het pand te ‘strippen’ of gedeeltelijk te slopen. Ook een inspectie door een deskundige zou louter door muren en plafonds weg te halen kunnen plaatsvinden om vervolgens te bekijken of daarachter mogelijke gebreken zitten. Een en ander maakt volgens de raadsman dat het gevolg voor cliënt niet voorzienbaar was. Als hem al een verwijt kan worden gemaakt, is dit geen aanmerkelijk verwijt zodat geen veroordeling kan volgen.
De raadsman betoogde verder dat het overlijden in redelijkheid niet aan eventueel nalaten van cliënt kan worden toegerekend. Hij wees op externe factoren die een grote rol hebben gespeeld bij het uiteindelijke gevolg. Zo is de brand twee panden verderop ontstaan en hebben de panden tussen die van cliënt en die waar de brand is ontstaan eveneens niet voldaan aan de minimale eisen tegen rookwering. Ook blijkt dat de rook niet alleen aan de binnenzijde van de panden, maar ook via de buitenkant van het gebouw naar binnen kan zijn gekomen, bijvoorbeeld via een openstaand daklicht of via door de brandweer kapotgeslagen ramen in de deuren. Bovendien blijkt uit onderzoek dat de brandweerlieden weliswaar uitermate zwaar en heldhaftig werk hebben verzet om het slachtoffer te redden, maar dat daarbij ook grote communicatiefouten zijn gemaakt waardoor de reddingsactie niet is gelopen zoals deze vooraf had moeten lopen. Door deze samenloop van omstandigheden is het niet meer redelijk om het overlijden aan cliënt toe te rekenen, als de rechtbank al zou kunnen vaststellen dat cliënt aanmerkelijk nalatig is geweest in de controle van de brandvoorschriften.
Raadsman Van der Goot stelde dat een eventuele veroordeling enorme gevolgen zal hebben voor alle eigenaren van oude gebouwen. Het OM verwacht van een huiseigenaar van een oud pand namelijk dat muren en vloeren worden geïnspecteerd op brandveiligheid. Cliënt had in de visie van het OM niet mogen afgaan op eerder door de gemeente afgegeven bouwvergunningen en op degelijke informatie van de verkoper, ook niet als blijkt dat sindsdien geen bouwkundige aanpassingen meer zijn gedaan. Inspectie van muren, vloeren en doorgangen vergt gedeeltelijke ontmanteling van de woning. In Nederland zijn zo’n 62.000 Rijksmonumenten en vele duizenden panden van honderd jaar of ouder. Al deze panden zullen in dat geval moeten worden ‘gestript’ om inspectie mogelijk te maken. En omdat het OM betrouwbare informatie van de vorige eigenaar niet afdoende vindt, betekent dit dat bij elke eigendomsoverdracht opnieuw een dergelijke ontmanteling moet plaatsvinden ten behoeve van een nieuwe inspectie. Dat kan volgens Van der Goot in redelijkheid niet van een eigenaar worden verlangd. De oplossing om zo nodig alle oude binnensteden met een bulldozer plat te gooien en nieuw op te bouwen – waardoor wel garanties ten aanzien van de brandveilige bouw kunnen worden verkregen – is verre van reëel.
Noodlottige ongevallen bestaan, ook zonder dat daarvoor een schuldige kan worden aangewezen. De raadsman bepleitte vrijspraak.
De rechtbank doet uitspraak op 25 juli om 13.00 uur.