Op 10 maart jl. veroordeelde de rechtbank Overijssel de besloten vennootschap Heeres Mix & Pomptechniek te Abbega en haar directeur. Aan de rechtspersoon werd een geldboete van € 100.000,- opgelegd. De directeur werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden met een proeftijd van drie jaren. De overwegingen die tot het oordeel hebben geleid, hebben verstrekkende gevolgen voor alle bedrijven die schoonmaakwerk in mestsilo's verrichten.
Volgens de rechtbank heeft het bedrijf diverse voorschriften op het gebied van de Arbeidsomstandighedenwet niet of onvoldoende nageleefd, terwijl het redelijkerwijs kon weten dat hierdoor levensgevaar te verwachten was. Op 19 juni 2013 zijn tijdens reinigingswerkzaamheden in een mestsilo in Makkinga door werknemers van het bedrijf drie mannen overleden en is een vierde zwaargewond geraakt. De oorzaak van het overlijden moet naar alle waarschijnlijkheid worden gezocht in verstikking. Hoe deze verstikking exact heeft plaatsgevonden, is niet vastgesteld.
Volgens de rechtbank is een mestsilo zoals in Makkinga een gevaarlijke arbeidsplaats. In de silo kunnen verstikkende gassen aanwezig zijn. Volgens de rechtbank blijkt uit onderzoek dat werknemers er van moeten uitgaan dat zij werken in een situatie die potentieel levensbedreigend is. Nu er geen schriftelijke risico-inventarisatie was, er sprake was van tekortkomingen aan de gebruikte ademhalingsapparatuur en er geen doeltreffende maatregelen waren getroffen om de werknemer bij direct gevaar onmiddellijk en op doeltreffende wijze hulp te bieden, had het bedrijf levensgevaar moeten voorzien.
De directeur van de bv betreurt het verschrikkelijke drama in Makkinga en de gevolgen hiervan. Desondanks is hij van mening geweest dat hij niet kon voorzien dat sprake was van een potentieel dodelijke arbeidsplaats en dat hij in dat kader onvoldoende voorzorgsmaatregelen had getroffen. Om die reden is de verdediging teleurgesteld in het vonnis. Volgens cliënt heeft juist het door de opdrachtgever illegaal toevoegen van spuiwater (een chemische afvalstof) aan de mest een verhoogde concentratie giftige gassen tot gevolg gehad. Cliënt was van deze toevoeging niet op de hoogte. Het feit dat cliënt jarenlang zonder enig probleem heeft gewerkt in mestsilo’s waaraan geen spuiwater was toegevoegd, lijkt een indicatie dat zonder spuiwater de gevaren minder aanwezig waren. Volgens de rechtbank echter is ook zonder spuiwater sprake van concentraties giftige gassen. De verdediging heeft eerder verzocht om een onderzoek naar de effecten van spuiwater na toevoeging aan mest. De rechter-commissaris heeft dit verzoek destijds afgewezen. Juist nu de deskundigen in deze zaak ook concluderen dat het toevoegen van spuiwater de vorming van giftige gassen kan versterken, is het voor cliënt wrang om te constateren dat de rechtbank haar oordeel dat spuiwater geen rol heeft gespeeld bij het ongeval heeft gevormd zonder een degelijk onderzoek hiernaar te hebben laten doen.
Daarnaast verwijt de rechtbank cliënt dat er geen doeltreffende noodprocedure was. Op zichzelf is juist dat het vrijwel onmogelijk was om een werknemer in een noodsituatie snel uit de silo te krijgen. Ook de brandweer gelukte het niet om slachtoffers via het manluik aan de bovenzijde van de silo te verwijderen. De brandweer heeft uiteindelijk een gat op de begane grond in de silo gezaagd. Via dit gat zijn de slachtoffers vervolgens uit de silo gehaald. Om die reden heeft cliënt meermalen – zowel voor als na het fatale ongeval – bij het ministerie bepleit om in silo’s een nooddeur verplicht te stellen. Door de overheid zijn deze verplichtingen echter niet ingevoerd. Ook na het onderzoek door en de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid in 2014 zijn geen aanvullende veiligheidsvoorschriften ingevoerd. Er zijn in Nederland ca. acht bedrijven die zich bezig houden met schoonmaakwerkzaamheden in silo’s. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat bij het ontbreken van een noodprocedure “geldt dat een werkgever simpelweg dient af te zien van het tewerkstellen” van werknemers in een mestsilo, zullen door bedrijven in de branche na dit vonnis geen schoonmaakwerkzaamheden in silo’s meer kunnen worden uitgevoerd. Opmerkelijk is dat noch de overheid noch arbo-organistaties uitgaan van een dergelijk werkverbod in silo’s. In de nieuwe beoordelingsrichtlijnen voor het reinigen van mestopslagen van keuringsinstituut KIWA zijn eisen opgenomen die niet wezenlijk afwijken van de werkwijze bij cliënt. Ook KIWA hanteert geen verbod om werkzaamheden in de silo uit te voeren.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank in het voordeel van cliënt meegewogen dat hij door de invoering van een werkrobot heeft getracht om de arbeidsomstandigheden, waarbinnen in een mestsilo moet worden gewerkt, te verbeteren. Met een robot is het niet meer noodzakelijk om personen fysiek in de silo te laten afdalen. Het bedrijf van cliënt is echter het enige bedrijf dat een dergelijke robot heeft. De overheid heeft geen verplichting in het leven geroepen om schoonmaakwerkzaamheden in silo’s louter door middel van robots uit te voeren.
De verdediging beraadt zich op een hoger beroep. Binnen veertien dagen kan hoger beroep worden ingesteld.