In de Leeuwarden Courant en het Dagblad van het Noorden verscheen afgelopen zaterdag 3 december een opiniestuk van Tjalling van der Goot. Hij reageert op een initiatief wetsvoorstel van de SGP om de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) af te schaffen. Het voorstel is slecht onderbouwd en appelleert aan onderbuikgevoelens. Van der Goot schaart het onder de noemer ‘verkiezingsretoriek’.
Klik hier voor het volledige artikel.
“De zogeheten v.i.-regeling houdt op dit moment - kortweg - in dat een veroordeelde tot een vrijheidsstraf vanaf een jaar voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. Deze datum voor voorwaardelijke invrijheidstelling kan in het voor de veroordeelde meest gunstige geval liggen op twee derde van de straf. Een persoon die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren, komt dus na zes jaren onder voorwaarden vrij.
De regeling beoogt een bijdrage te leveren aan de bescherming van de samenleving. Er wordt naar gestreefd aan gedetineerden meer vrijheden toe te staan naarmate de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling dichterbij komt. De tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt vervolgens afgesloten met de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling. In de praktijk blijkt niet dat de huidige v.i.-regeling aanpassing behoeft.
De SGP wil nu de regeling afschaffen. Daarvoor in de plaats komt een systeem waarin de rechter een ruimere bevoegdheid krijgt om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen. Aan deze voorwaardelijke straffen kan de rechter voorwaarden verbinden. Op grond van de huidige wet kan een rechter tot een maximum gevangenisstraf van vier jaren een deel voorwaardelijk opleggen. Volgens het voorstel van de SGP kan dat ook boven de vier jaren gevangenisstraf maar is het voorwaardelijke deel beperkt met een maximum van vier jaren.
Op zichzelf is het voorstel om de rechter niet te veel beperkingen op te leggen om straffen gedeeltelijk voorwaardelijk op te leggen te billijken. In de praktijk namelijk wordt het huidige maximum tot waar gevangenisstraffen nog voorwaardelijk kunnen worden opgelegd wel eens als een knellende band ervaren. Maar het verruimen van de mogelijkheid om straffen in voorwaardelijk zin op te leggen is geen reden om de voorwaardelijke invrijheidstelling af te schaffen. Sterker nog, afschaffing werkt contraproductief.
De term ‘voorwaardelijk’ impliceert dat er voorwaarden worden gesteld aan de invrijheidstelling. Het openbaar ministerie is belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden. Door het stellen van voorwaarden aan de invrijheidstelling wordt de veroordeelde beïnvloed in zijn gedrag. Zo kunnen aan de voorwaardelijke invrijheidstelling – bijvoorbeeld – een contactverbod, een meldplicht, een verbod op het gebruik van alcohol of een behandeling als voorwaarden worden verbonden. Door het stellen van voorwaarden kan gevolgd worden hoe de veroordeelde omgaat met de herkregen vrijheid. De voorwaarden dienen als stok achter de deur om te bevorderen dat de veroordeelde resocialiseert.
Een rechter kan volgens het SGP-voorstel in het vonnis ook voorwaarden opleggen. Maar hij heeft geen glazen bol en kan geen maatwerk leveren bij de invrijheidstelling. Hoe weet een rechter anno nu welke voorwaarden de resocialisatie bevorderen als de gevangenisstraf pas jaren later is ondergaan?
Daar komt bij dat in de visie van het conceptwetsvoorstel geen gefaseerde detentie plaatsvindt. Iemand die negen jaar gevangenisstraf opgelegd krijgt, moet ook daadwerkelijk de volle negen jaren uitzitten. Er is geen datum meer vanaf welke de veroordeelde onder voorwaarden moet laten zien het in de maatschappij te redden.
Effectief betekent het wetsvoorstel van de SGP een verzwaring van straffen. De veroordeelde komt in het voorstel later vrij dan op grond van het huidige recht. Bovendien staat afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling resocialisatie in de weg omdat geleidelijke terugkeer in de samenleving niet door het stellen van voorwaarden kan worden bereikt.. De kans op herhaling neemt toe. Dat is niet in het belang van onze samenleving, ook niet van de SGP.
Vergelding is – naast het voorkomen van herhaling – een wezenlijke functie van straf. Met het huidige voorstel krijgt het element ‘wraak’ in de straf een sterkere rol. Dat past – helaas – in een verkiezingstijd. Los van alle pragmatische en principiële argumenten hiertegen, had ik juist van een christelijke partij als de SGP iets anders verwacht. Leert de Bijbel niet om juist te kunnen vergeven?