De Friese nieuwssite It Nijs heeft deze week op haar website een Friestalige column van Tjalling van der Goot gepubliceerd.
Hieronder volgt de Nederlandse vertaling.
“Sinds dit jaar is het verdachten toegestaan zich tijdens een politieverhoor te laten bijstaan door een advocaat. Een belangrijk recht voor iedereen die verdacht wordt van strafbare feiten. Het draagt bij aan een zorgvuldig en eerlijk proces. De afgelopen tijd zit ik dus met enige regelmaat naast mijn cliënt bij een verhoor door de politie.
Voor mijn clientèle ben ik natuurlijk blij met het zojuist beschreven verworven recht. In onze praktijk zorgt dit recht nog wel eens voor hoofdbrekens omdat verhoren niet altijd op voorhand zijn gepland en de agenda van een advocaat meestal behoorlijk vol is. We moeten op kantoor vaak schuiven met zittingen en afspraken om bij het verhoor aanwezig te kunnen zijn. Maar goed, dat praktische probleem kunnen we meestal wel oplossen. Tegelijkertijd zien we naast deze uitbreiding van rechten voor verdachten dat de begroting van justitie zwaar onder druk staat. Bezuinigingen in de gefinancierde rechtshulp, bij het openbaar ministerie, bij de rechtbanken en gerechtshoven en bij de politie. Over die laatste groep wil ik het hebben. Ik wil een frustratie met u delen.
Het gaat mij niet om de kwaliteit van de opsporing, ik laat mij nu enkel uit over de kwaliteit van de organisatie. Enkele voorbeelden.
Ik ben gestopt om taalfouten in de verklaringen van mijn cliënt te verbeteren. “U bedoeld, “ik wordt”, “ik heb zojuist vertelt”, “u deeld mij zojuist mede”, het is soms verschrikkelijk. D’s en t’s en een scala aan andersoortige taalfouten. Het heeft er de schijn van dat verbalisanten de Nederlandse taal niet goed in de vingers hebben. Natuurlijk zijn er ook politieagenten die het goed doen, maar helaas zijn deze ondervertegenwoordigd. Taalfouten doen weliswaar geen afbreuk aan de inhoud van de verklaring, maar geven deze wel een afgerafeld aanzien als men verklaringen doorleest of een proces-verbaal moet doorspitten. Ook rechters hoor ik zo nu en dan klagen over het erg slordige taalgebruik van de politie in een proces-verbaal. Dat kan beter. De politieorganisatie zou wat mij betreft meer aandacht moeten hebben voor kennis van de Nederlandse spelling en grammatica bij het aannemen van nieuw personeel. Of geef desnoods geregeld een taalcursus om het niveau op te krikken. Zo moeilijk is de taal toch ook weer niet.
Tijdens een politieverhoor wordt de verklaring van de verdachte door een van de (meestal twee) verbalisanten in de computer getikt. Maar typen kunnen de meeste politieagenten slechts met twee vingers tegelijk. En dan vaak ook nog maar heel langzaam. Als de top van de politie nu elke medewerker zou verplichten om een typcursus te volgen en om te leren met tien vingers te typen, zouden verhoren aanzienlijk sneller kunnen worden afgerond. Dat bespaart geld. En tijd. Tijd die vervolgens weer kan worden ingezet in ander belangrijk politiewerk. Ik begrijp werkelijk niet dat een dergelijke eenvoudige eis nu niet wordt gesteld.
Het lijkt dat efficiency niet het meest omarmde woord binnen de politieorganisatie is. En toch is dit geen klaagzang. Ik heb namelijk respect voor het politiewerk in soms moeilijke omstandigheden. Het gaat mij in deze column nu juist niet om de opsporing, maar over de wijze waarop een verklaring op papier wordt gezet. Advocaten zitten sinds kort bij de verhoren en kunnen om die reden nu zien hoe het in de praktijk gaat. Zie het als meedenken hoe een organisatie efficiënter kan. Dat lijkt me niet alleen goed voor de politie, maar voor alle deelnemers aan het strafproces. En dus uiteindelijk voor iedereen. Als minister Van der Steur nog punten wil scoren, heb ik hem zojuist een voorzet gegeven.