Dit weekend heeft onze cliënt, Wyb Feddema, zijn functie als raadslid namens Gemeentebelangen Leeuwarden neergelegd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat het gerechtshof in Leeuwarden recent het openbaar ministerie heeft bevolen cliënt te vervolgen wegens dood door schuld. Op 19 oktober 2013 heeft een fatale brand gewoed op de Kelders/Poststraat in Leeuwarden. Bij deze brand is de 24-jarige Idsart Otte door verstikking om het leven gekomen. Idsart Otte huurde een appartement in het pand Poststraat 38a t/m d. Dat pand was en is eigendom van cliënt. Cliënt en de partij hebben afgesproken dat de werkzaamheden als raadslid worden hervat zodra de rechtbank uitspraak heeft gedaan en cliënt niet schuldig is bevonden.
Het openbaar ministerie wenst geen strafrechtelijke vervolging van cliënt omdat in de visie van het OM geen sprake is van strafbaar handelen. Door de nabestaanden van het slachtoffer is hiertegen een klacht ingediend bij het gerechtshof in Leeuwarden. “Hoewel beklaagde geen enkel verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot het ontstaan van de brand, rustte op hem een contractuele verplichting als verhuurder van het door [slachtoffer] gehuurde appartement om zorg te dragen voor diens veiligheid. (…) Gelet op de ernst van het feit vergt het openbaar belang dat tegen beklaagde een vervolging zal worden bevolen”, aldus het hof.
Het is nog niet bekend wanneer de zaak inhoudelijk wordt behandeld. Tjalling van der Goot staat cliënt als raadsman bij.
De heer Feddema was tot dit weekend fractielid en heeft samen met zijn fractiegenoten –unaniem – de beslissing genomen vooralsnog niet meer werkzaam te zijn als raadslid. Cliënt hecht er aan zijn afwegingen die aan dit besluit voorafgingen te delen. Hij heeft hiertoe een verklaring opgesteld. In de Leeuwarder Courant van 10 september jl. is een verkorte versie hiervan gepubliceerd onder de titel ‘Aftreden is puur om politieke principes’. Hieronder volgt de volledige verklaring van cliënt.
“Dit weekend is naar buiten gebracht dat ik samen met mijn fractie van Gemeentebelangen Leeuwarden heb afgesproken dat ik ‘hangende’ de strafzaak tegen mij mijn werkzaamheden als raadslid niet uitvoer. Ik meen dat deze beslissing in het belang is van de partij, van de gemeente en van mij is en dat deze past bij het zorgvuldig en integer politiek bedrijven. Een en ander doet niet af aan het feit dat ik het ten zeerste betreur dat ik tijdelijk geen raadslid meer ben.
Tot op de dag van vandaag leef ik samen met mijn naasten intens mee met de gevoelens van de nabestaanden van Idsart Otte. Ook ik heb veel verdriet van de trieste dood van Idsart. Hoezeer de beslissing van het gerechtshof waarin opdracht is gegeven mij strafrechtelijk te vervolgen ook is, ik begrijp dat de ouders van Idsart Otte om een openbare behandeling van alle feiten ter zitting van de rechtbank verlangen. Dat ik op deze aanstaande zitting het ‘lijdend voorwerp’ ben, respecteer ik.
Hoewel ik volledig achter de beslissing sta om mijn raadslidmaatschap tijdelijk in te leveren, wil ik u deelgenoot maken van mijn afwegingen.
Puur formeel is er namelijk geen enkele aanleiding om af te treden als raadslid. Het openbaar ministerie heeft mij vanaf het begin niet als verdachte aangemerkt. Dat houdt in dat er geen sprake is van een redelijk vermoeden van schuld. Die opstelling van het OM is ook niet veranderd door de onderzoeksrapporten over de brand, zoals het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie en van de Brandweer Nederland uit 2014. In de visie van het OM heb ik dus niet strafbaar gehandeld. Waarom zou ik dan moeten aftreden?
Ook na de klacht in de zin van art. 12 van het Wetboek van Strafvordering blijft het OM zich op het standpunt stellen dat mij geen verwijt kan worden gemaakt. De zaaksofficier van justitie, de hoofdofficier van justitie en de advocaat-generaal hebben in verschillende bewoordingen en in verschillende stadia van het proces het hof geadviseerd de klacht af te wijzen en geen vervolging te gelasten.
Objectief bezien stellen niet alleen mijn raadsman en ik maar ook het OM dat er geen bewijs is voor dood door schuld. Voor schuld in het strafrecht is min of meer grove schuld noodzakelijk. De lat voor het bewijs ligt dus hoog. Dat bewijs is volgens mij niet te leveren. Waarom zou ik aftreden als de strafzaak later in een vrijspraak eindigt?
Hoe triest de gevolgen ook zijn, ik heb mij gerealiseerd dat ik mogelijk met een (tijdelijk) aftreden schade aan mijzelf en aan mijn partij zou kunnen toebrengen die zeer waarschijnlijk na de uitspraak van de rechtbank in Leeuwarden ten onrechte zal zijn. Indien ik immers van dood door schuld wordt vrijgesproken, was het aftreden niet nodig geweest. De schade is dan echter al geleden.
Mijn zaak wijkt af van een situatie waarin iemand van meet af aan als verdachte wordt aangemerkt. In zo’n geval steekt het OM in op een bewijsbare zaak en moet met een veroordeling door de rechtbank ernstig rekening gehouden worden. Indien zo’n verdachte tevens raadslid is, raakt de vervolging diens integriteit. Die integriteit kan ook in het geding komen als de verdachte nog slechts verdachte is en nog niet is veroordeeld. In mijn zaak echter zijn alle betrokken personen en instanties tot dusver van oordeel geweest dat mij geen enkele blaam treft. Dat het gerechtshof nu vervolging heeft gelast, maakt dit niet anders. Het hof heeft immers geen schuldvraag beantwoord maar enkel – kortweg – een openbare behandeling van alle feiten noodzakelijk geacht. Hoewel niemand van zichzelf zou moeten zeggen dat hij of zij integer is – dat is aan anderen te beoordelen – zie ik niet dat mijn integriteit door de beschikking van het hof is of kan worden aangetast. Ook om die reden zou aftreden niet direct voor de hand liggen.
In een zaak waarin de brand niet in mijn pand is ontstaan maar enkele panden verderop en waarin het vuur mijn pand ook nooit heeft bereikt, waarin ik niet grovelijk nalatig bent geweest in het opvolgen van veiligheidsinstructies, waarin diverse vertegenwoordigers van het openbaar ministerie en mijn verdediging op het standpunt staan dat mij geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, zullen de gevolgen van het aftreden als raadslid disproportioneel groot kunnen zijn.
Zoals in het persbericht van mijn fractie is vermeld staat tegenover het voorgaande de situatie dat ik formeel verdachte ben en mijzelf dien te verdedigen tegen de aanklacht. Het kan niet worden uitgesloten dat bij die verdediging de gemeente en/of de burgemeester – direct of indirect – een rol gaan spelen. Zorgvuldige politiek betekent dat vrijelijk gesproken moet kunnen worden en dat het politieke debat op geen enkele wijze wordt of kan worden belemmerd door een vervolging. Omdat ik de zuiverheid van het debat hoog in het vaandel heb, heb ik met mijn fractie gekozen voor het tijdelijk ter beschikking stellen van mijn zetel, totdat er duidelijkheid in de strafzaak is gekomen. Indien de strafzaak eindigt in een vrijspraak, zal ik conform de afspraak met mijn fractie mijn werk als raadslid hervatten.
Met deze verklaring wil ik duidelijk maken dat ik vele aspecten heb gewogen. Vanzelfsprekend primair het verschrikkelijke overlijden van Idsart Otte, maar ook de onschuld die uit de onderzoeken blijkt en de potentieel nadelige gevolgen van een lopende strafzaak voor het politieke debat. Mijn keuze om mijn zetel ter beschikking te stellen, heeft dus niets te maken met erkenning van schuld maar puur met politieke principes.
Ik heb het volste vertrouwen in het recht en in een goede afloop. Ik spreek de hoop uit dat de strafzaak – in het belang van alle betrokkenen – op korte termijn dient.
Wyb Feddema”