De nieuwssite It Nijs heeft op haar website een Friestalige column van Tjalling van der Goot gepubliceerd.
Hieronder volgt de Nederlandse vertaling
“Volgens de hoogste rechter in ons land, de Hoge Raad, voldoet de levenslange gevangenisstraf in ons land niet meer aan de eisen van het Europees recht. Althans, de uitvoering van deze ultieme sanctie voldoet niet. Dat betekent vooralsnog dat de straf niet meer kan worden opgelegd, hoe ernstig de zaak ook is. Goed nieuws voor verdachten die binnenkort in de zwaarste strafzaken moeten voorkomen bij de rechter, maar in feite een schande voor de rechtstaat en een politieke blamage.
Waar draait het nu precies om?
In de wet is opgenomen dat de hoogste straf – bijvoorbeeld in het geval van moord – een levenslange gevangenisstraf is. Op dit moment zijn er meer dan dertig verdachten en veroordeelden die een dergelijke straf uitzitten. Volgens verschillende ministers in de afgelopen jaren is de levenslange straf “gewoon voor de rest van het leven”. Dus: tot de dood.
Het recht in ons land wordt evenwel beïnvloed door Europees recht. Op het gebied van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens spreekt het Europees Hof in Straatsburg recht. En dat hof heeft in tal van uitspraken geoordeeld dat bij het opleggen van levenslang door een rechter reeds een reële mogelijkheid moet bestaan om na verloop van tijd de straf in te korten. Iedereen moet dus een eerlijke kans krijgen om eerder vrij te komen, ook een levenslang gestrafte. De Hoge Raad sluit zich hier dus nu bij aan. In ons land bestaat de mogelijkheid om eerder vrij te komen op dit moment feitelijk niet. Formeel kan een veroordeelde gratie vragen aan een minister, maar gratie is een fopspeen met slechts cosmetische waarde. In de praktijk is er sinds 1986 geen minister geweest die een tot levenslang veroordeelde gratie heeft gegeven.
De Hoge Raad is in zijn uitspraak van 5 juli jl. volstrekt duidelijk: de executie van een levenslange gevangenisstraf in Nederland is inhumaan, namelijk altijd een heel leven lang. Volgens de Hoge Raad moet binnen vijfentwintig jaar na het opleggen van de straf worden bekeken of de resocialisatie van de veroordeelde is vooruitgegaan, om op deze wijze na te gaan of een verdere detentie nog rechtvaardig is. Daarbij gaat het niet alleen om veroordeelden die kunnen vrijkomen omdat zij (terminaal) ziek zijn, maar ook om veroordeelden die om andere redenen geen gevaar meer zijn voor de samenleving. Volgens de Hoge Raad moet voor iedere veroordeelde van tevoren bekend zijn welke eisen aan een vrijlating worden gesteld. Zo weet elke veroordeelde waaraan hij moet voldoen om eerder vrij te komen en kan hij zich hierop voorbereiden.
Een en ander houdt niet in dat alle tot een levenslange gevangenisstraf veroordeelde personen eerder vrijkomen. Het houdt slechts in dat na verloop van tijd in ieder geval wordt bekeken of er mogelijkheden zijn om eerder vrij te komen. Er zullen evenwel veroordeelden zijn die gevaarlijk zijn en blijven en een heel leven lang achter de tralies zullen slijten.
Rechters waren reeds terughoudend als het om het opleggen van deze zwaarste straf ging. Afgelopen jaar nog legde de rechtbank in Assen aan twee broers die drie mensen om het leven hadden gebracht, geen levenslange straf op omdat de straf “op gespannen voet” stond met het Europees recht. De Hoge Raad gaat nu verder; geen gespannen voet, maar keihard in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Inhumaan. Klare taal!
De staatssecretaris vermoedde al langer dat levenslang in ons land ‘om’ moet. De politiek is huiverig om te veranderen, naar alle waarschijnlijkheid omdat een verandering in het voordeel van een crimineel geen stemmen zal trekken. Dus politiek ligt het gevoelig. Desondanks heeft staatssecretaris Dijkhoff dit voorjaar laten weten een wetsvoorstel voor te bereiden om ook voor levenslang gestraften een kans open te houden eerder vrij te komen. Dit voorstel lijkt echter meer voor de bühne dan dat het uit het hart komt. Zo kan een verzoek om gratie volgens het voorstel worden afgewezen op de grond van het feit dat vrijlating een te grote impact voor slachtoffers zou hebben, maar volgens de Hoge Raad hebben slachtoffers geen doorslaggevende stem. En het plan van de staatssecretaris om over de vrijlating zelf het laatste woord te houden, kan ook rekenen op een kritisch geluid van de Hoge Raad: een beslissing over een eerdere vrijlating door een onafhankelijke rechter voldoet in ieder geval aan de eisen van Europa; bij een politiek besluit van een staatssecretaris of minister is dat waarschijnlijk niet het geval.
Nederland bungelt al jaren achteraan in het peloton in Europa en heeft als enige land in de EU geen goedwerkende mogelijkheid om bij een levenslange straf eerder vrij te komen. De Hoge Raad geeft de politiek nu een flinke veeg uit de pan. Het wetsvoorstel van de staatssecretaris zal strijdigheid met het Europees recht ook niet wegnemen. Het zal dus fundamenteel anders moeten.
Zo lang er niets of te weinig verandert, betekenen de uitspraken van het Europees Hof, en nu ook van de Hoge Raad, dat – hoe ernstig de zaak ook is en hoeveel dodelijke slachtoffers er ook zijn – een levenslange gevangenisstraf niet meer kan worden opgelegd. Is dat wat Den Haag wil bereiken? Dat lijkt mij niet, maar dat is wel wat met het getreuzel op het gebied van een nieuwe wet voor levenslang nu gebeurt. Dit geluid heb ik tot nu toe gemist in de reacties op het oordeel van de Hoge Raad. Levenslang is nu in de ban.
Humaan houdt in dat rekening wordt gehouden met mensen, ook met mensen die ooit zeer ernstige strafbare feiten hebben gepleegd. Als een rechter in zo’n ernstige zaak een levenslange gevangenisstraf oplegt, kan deze vanzelfsprekend niet in een glazen bol kijken of na vijfentwintig jaar nog altijd behoefte is aan verdere detentie van de veroordeelde. Een dader kan spijt hebben geuit, nabestaanden kunnen vergeven, daders kunnen hun leven hebben gebeterd enzovoorts.
Net als in het dagelijks leven worden in strafzaken de wonden na verloop van tijd minder diep. Het is goed dat de hoogste rechters ook uitgaan van het principe dat iedereen recht heeft op een tweede kans. Ook mij spreekt mij dat aan. Het woord is nu aan de wetgever.”