Geen veroordeling voor Dick van der Aart, directeur van het inmiddels gefailleerde transportbedrijf Van der Aart Expeditie en Transport BV te Drachten. Althans, als het aan raadsman Tjalling van der Goot ligt. Het Openbaar Ministerie (OM) daarentegen eiste gisteren ter zitting van de rechtbank in Leeuwarden een maximale werkstraf van 240 uur en een geldboete van € 10.000.
Het OM verwijt cliënt dat de BV in 2011 en 2012 haar vergunningen ten behoeve van het beroepsgoederenvervoer ter beschikking stelde aan derden. Dat is op grond van de wet verboden. De wet vereist dat slechts aan chauffeurs in dienstbetrekking vergunningen mogen worden afgegeven. Van der Aart betwist zich aan strafbaar handelen te hebben schuldig gemaakt.
Volgens de heer Aan der Aart verkeerde en verkeert de transportsector in financieel zwaar weer. Veel eigen rijders beschikten wel over een vrachtwagen, maar hadden geen vergunning. Deze rijders konden dus geen transportonderneming drijven. Er is vanaf ca. 2003 een constructie gehanteerd waarbij de BV deze rijders in dienst heeft genomen. Tegelijkertijd huurde de BV van deze rijders de vrachtwagen. De huur was afhankelijk van de tijd waarin de tijd werd ingezet. Dat laatste was bedoeld om de chauffeurs efficiënter te laten rijden. Dat heeft effect gesorteerd omdat is gebleken dat de werknemers die tegelijkertijd een auto verhuurden aan de werkgever veel efficiënter kilometers reden dan werknemers die geen eigen auto verhuurden. Efficiency behoort volgens Van der Aart bij verantwoord ondernemen.
De gehanteerde constructie waarbij een arbeidscontract werd afgesloten en tegelijk een huurovereenkomst met deze werknemer werd gesloten, is in overleg en met toestemming van de belastingdienst, het pensioenfonds, de autoriteit die de vergunningen verstrekt, de brancheorganisatie en zelfs de Inspectie Leefomgeving en Transport toegepast. Cliënt heeft altijd transparant geopereerd. Het plan was vernieuwend.
Tot eind 2012 is ondanks veelvuldige controles door de Inspectie en andere instanties nimmer enig bezwaar gemaakt tegen deze constructie. Eind 2012 is echter proces-verbaal opgemaakt. In het onderzoek van de Inspectie zijn getuiegn/chauffeurs gehoord die destijds niet meer als chauffeur bij Van der Aart werkten en op een vervelende manier afscheid van het bedrijf hebben moeten nemen. Van der Aart sluit niet uit dat rancune en boosheid bij de verklaringen een rol hebben gespeeld. Een ter zitting gehoorde verbalisant van de Inspectie bevestigde dit vermoeden.
In 2014 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven geoordeeld dat de constructie toch niet was toegestaan. Eerder hadden andere gerechtelijke instanties anders geoordeeld. De Bv heeft deze uitspraak gerespecteerd. Direct na de uitspraak van de hoogste bestuursrechter heeft de BV conform de uitspraak alle huurovereenkomsten ontbonden. Het feit dat bestuursrechtelijk is vastgesteld dat eigen rijders niet in dienst mochten treden en hun auto niet aan de werkgever mochten verhuren, impliceert echter volgens de verdediging niet dat sprake is van strafbaar handelen.
Volgens de verdediging heeft het OM getalmd met de vervolgingsbeslissing. Op grond van de wet zijn de ten laste gelegde feiten overtredingen en geen misdrijven. Overtredingen verjaren na verloop van die jaren. De verjaringstermijn is inmiddels verstreken. Voor het geval het OM wel of ten dele ontvankelijk is in de vervolging, heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Volgens hem is geen sprake van het ter beschikking stellen van vergunningen aan ‘derden’ omdat de vergunningen juist werden gegeven aan personen die in dienst waren bij het bedrijf. Deze chauffeurs werden net als andere werknemers behandeld, kregen loon uitbetaald bij ziekte of vakantie, liepen geen risico’s indien de vracht werd beschadigd of debiteuren niet betaalden, hoefden geen transportverzekeringen af te sluiten, e.d. De werkgever was risicodrager, de werknemer verhuurde slechts een auto. Bovendien kan cliënt – zo al sprake zou zijn van een strafbaar feit - geen enkele blaam getroffen worden omdat hij open, eerlijk en in overleg met en met toestemming van de relevante autoriteiten heeft gehandeld.
Van der Goot bekritiseerde de kwalificatie ‘uitbuiter’ ter zitting door de officier van justitie fel. De constructie was in het belang van de onderneming, maar ook in het belang van werknemers. De eigen rijders hadden nu immers de mogelijkheid om met een vergunning transporten te rijden waarbij huur werd ontvangen voor de gebruikte auto. Volgens de raadsman worden met de vervolging van Van der Aart creatieve ondernemers gesanctioneerd. Het is in de visie van het OM kennelijk beter om braaf op de handen te zitten, dan als ondernemer je nek durven uitsteken. Van der Goot noemde dat de doodsteek voor ondernemend Nederland.
De rechtbank doet uitspraak op 21 juni a.s. om 13.00 uur.