Op zondag 22 mei jl. is door Omrop Fryslân de maandelijkse (Friestalige) gesproken column van Tjalling van der Goot op de radio uitgezonden. Klik hier voor het beluisteren van de column.
Hieronder volgt de Nederlandse vertaling.
“Kent u het televisieprogramma `Onder de radar`? In dit programma kunnen wij als kijkers meekijken bij de voorbereidingen van een arrestatieteam bij invallen in woningen en bij arrestaties van verdachten. Spannend, zeker. Dergelijke acties zijn op tv niet veel te zien. En het zal vast hoge kijkcijfers opleveren. Maar is zo’n programma nodig?
Ik heb er niets op tegen dat politie en justitie open zijn over hetgeen zij dagelijks doen. Wij als advocatenkantoor hebben in het verleden ook meegewerkt aan documentaires over ons werk en hebben geprobeerd uitleg te geven over morele dilemma’s en over het soms lastige maar altijd mooie beroep. Dat geldt net zo goed voor een officier van justitie, een rechter of een politieman. Er is niets mis mee om het recht op deze wijze dichter bij de burger te brengen.
Het wordt anders op het moment dat zaken nog door een rechter moeten worden behandeld en dat door televisiemomenten feiten wereldkundig worden gemaakt terwijl de rechter nog niet heeft gesproken. Dan ben ik ineens niet meer zo’n voorstander van openheid. Die moet dan maar even wachten. Het belang van een strafzaak en van een concrete verdachte is groter dan dat van informatievoorziening aan het publiek.
Afgelopen week las ik dat in `Onder de radar` beelden zijn getoond van een arrestatie van vermeende jihadstrijders. Zij zouden een aanslag beramen. De advocaat van één van de verdachten is kwaad. Hij heeft een hele andere mening over de zaak dan de politie en justitie, maar mag hierover niets zeggen. Zijn cliënt zit namelijk vast en mag geen contact hebben met de buitenwereld. Dit met uitzondering van contact met zijn advocaat. In het strafrecht heet het dan dat de verdachte ‘in beperkingen’ verblijft. Beperkingen zijn mogelijk als het in het belang van het onderzoek is dat de verdachte niet met andere betrokkenen praat. Anders zou hij bijvoorbeeld getuigen kunnen beïnvloeden. De advocaat van deze vermeende jihadstrijders vindt het niet passend dat zijn cliënt en hijzelf geen mededelingen over de strafzaak mogen doen, terwijl de politie over dezelfde strafzaak een televisieprogramma maakt. Ik geef de advocaat hierin volstrekt gelijk.
Advocaten vallen onder het tuchtrecht. Dat houdt in dat er rechters zijn die oordelen of advocaten op een goeie wijze het vak uitoefenen. Net als bij notarissen en artsen. De hoogste tuchtrechter is duidelijk: als een verdachte in het belang van het onderzoek in beperkingen verblijft, mag ook de advocaat niets naar buiten brengen. Doet hij dat wel dan krijgt hij een tuchtrechtelijke klacht. In een uiterst geval kan dat betekenen dat de advocaat de toga niet meer om de nek mag hangen. In dat geval is het einde beroep.
Het is aan het publiek niet uit te leggen dat de verdachte en zijn advocaat helemaal niets mogen zeggen over een strafzaak, terwijl tegelijkertijd de politie diverse uitlatingen doet over dezelfde strafzaak op de tv. Dan hangt de spreekwoordelijke weegschaal van Vrouwe Justitia scheef. Dan praat je niet meer over een eerlijk en gelijkwaardig proces. Dan staat de verdachte op achterstand. Want ook als hij het met de mededelingen van de politie oneens is, kan hij noch zijn advocaat reageren. De advocaat houdt de handen op de rug en heeft zijn mond dichtgenaaid.
Wij hebben dezelfde ervaringen gehad in de Amsterdamse zedenzaak tegen Robert M. Een zaak met een zwaar karakter en ernstige verwijten. Vlak nadat onze cliënt was aangehouden, werd hij door de politie vele malen verhoord. Ook onze cliënt had beperkingen opgelegd gekregen en mocht dus alleen met ons advocaten spreken. En wij mochten niets over de zaak naar buiten brengen. Desondanks werden vrijwel dagelijks persberichten door politie en justitie verspreid over de laatste stand van zaken in het opsporingsonderzoek.
De ideale situatie is dat – zolang een strafzaak nog onder de rechter is en de zaak nog niet inhoudelijk is behandeld – door geen enkele procesdeelnemer publiekelijk over de zaak wordt gesproken. Jammer voor het publiek, maar zuiver voor het strafproces. Maar in deze tijd van nieuwe media is dat een utopie. Dat weet ook ik. Als er dan al mededelingen over een strafzaak moeten worden gedaan, dan wat mij betreft zeker niet inhoudelijk en ook niet zonder dat de advocaat de gelegenheid heeft hierop te reageren. En dat betekent dat zolang er beperkingen opgelegd zijn aan een verdachte door de politie en justitie geen mededelingen over de zaak kunnen worden gedaan. Het wordt tijd voor een breed debat over dit cruciale punt in een uiterst wezenlijke fase in het strafproces. Laat deze column hiervoor een aanzet zijn.
Niet alle strafbare feiten waarvan een verdachte wordt verdacht zijn ook waar. Rechters spreken ook vrij. En dat betekent dat mededelingen in een vroeg stadium van het proces schadelijk kunnen zijn voor een verdachte als later blijkt dat deze feiten anders liggen. En niet alleen schadelijk voor een verdachte, het is ook schadelijk voor het aanzien van een rechtsstaat en voor de zorgvuldigheid van het strafproces.
Dus mondje dicht zolang de rechter de mond nog niet heeft opengedaan. Openheid is een nobel streven, maar dan pas na afloop van het proces.”