Op zondag 24 april jl. is door Omrop Fryslân de maandelijkse (Friestalige) gesproken column van Tjalling van der Goot op de radio uitgezonden. Klik hier voor het beluisteren van de column.
Hieronder volgt de Nederlandse vertaling.
“De discussie over de mening van vrijheidsuiting is actueel. Kort gezegd mogen wij in ons land vrijwel alles zeggen. De grenzen van wat wij kunnen zeggen worden bepaald door de wet. En de wet regelt dat wij ons niet mogen schuldig maken aan belediging. De vraag is natuurlijk of een uiting onder belediging valt of onder de vrijheid van meningsuiting. Voor advocaten zijn dit prachtige zaken. Er valt altijd wat moois in te bepleiten.
In vrijwel alle beledigingskwesties die bij de rechter aanhangig worden gemaakt, gaat het om verdachten die het een en ander hebben gezegd tegen een politieagent. En spreken tegen een politieagent leidt al vrij snel tot belediging.
Waarom doet een agent aangifte? Moet een politieagent niet een dikke huid hebben, in het bijzonder als de verdachte iets dergelijks roept als deze in zijn ogen ten onrechte wordt aangepakt? Zo bekeken zegt de aangifte van belediging in veel gevallen meer over de politieagent dan over de verdachte.
In de dagelijkse praktijk komen diverse – meer of minder – creatieve beledigingen voorbij. Het kan gaan om vergelijking met beesten zoals een ezel, een aap of een kraai. In de strafrechtpraktijk komen wij verder ook beledigende uitlatingen tegen zoals ‘mafkees’, ‘vlegel’, ‘pennenlikker’, ‘dikke’, ‘klootviool’, ‘parasiet’ en ‘snotneus’. Ook het roepen van ‘ambtenaar’ of ‘mierenneuker’ kan als belediging worden gezien. De laatste teksten worden meestal geuit als de verdachte meent dat hij zonder reden een boete heeft gekregen.
Principieel is de vraag of iemand mag worden uitgemaakt voor ‘homofiel’? Homofiel is immers geen scheldwoord maar een neutrale benaming voor een deel van onze samenleving. Ik kan mij voorstellen dat homo’s zich juist beledigd voelen als een politieagent stelt hij wordt beledigd doordat ‘homo’ tegen hem is gezegd. Hoe dan ook, de Hoge Raad heeft ook homo als belediging gezien.
De politie lijkt gauw op haar teentjes getrapt. Dat is spijtig. Laat ik duidelijk zijn, ik ben er niet op uit om de politie maar lukraak uit te schelden. De politie doet zwaar en goed werk. Aan de andere kant moeten wij in het beschermen van het gezag niet doorschieten. Wij moeten soms begrip op brengen voor verdachten die in emotie, uit onmacht of frustratie weleens iets roepen dat eigenlijk niet had gemoeten. Maar zo iemand behoeft zich wat mij betreft niet bij de rechter te verantwoorden.
Afgelopen week deed het gerechtshof in Den Haag uitspraak in een zaak waarin de verdachte ‘pannenkoek’ tegen de politie had gezegd. De politieagent had aangifte gedaan. Het hof sprak de man evenwel vrij. Volgens de raadsheren van het hof is ‘pannenkoek’ onfatsoenlijk maar daarmee nog niet strafbaar. De eer en de goede naam van de politieagent is niet aangetast. Een prachtig signaal van het gerechtshof. Niet alles wat onfatsoenlijk of moreel verwijtbaar is, is daarmee strafbaar. Gelukkig niet. Wij mogen immers vrijwel alles zeggen, ook met vuile woorden.
Als een politieagent aangifte doet van belediging wordt daarnaast vrijwel altijd ook een schadevergoeding gevraagd. Daar heb ik moeite mee. Want heeft de politieagent schade? Nee. Hij zal de beledigende tekst ongetwijfeld niet fijn hebben gevonden, maar schade? Door woorden? Het lijkt er meer op dat de schadevergoeding het karakter van straf krijgt. Zo van, ik als politieagent hoop dat door de verplichting tot betaling van een geldsom een waarschuwing wordt gegeven om in de toekomst niet meer te beledigen. Enkele weken geleden werd evenwel een kwestie in hoger beroep behandeld waarin de verdachte ‘vieze jood’ tegen een politieagent had geroepen. Belediging, dat wel. Maar het gerechtshof wees de schadevergoeding af. Volgens de raadsheren is het kwetsen van iemand niet steeds een aantasting van de persoon. Er is meer voor nodig om een schadevergoeding toe te wijzen, zoals geestelijk letsel of een ernstige inbreuk op de integriteit. En de bewijslast ligt bij de politie. De lat komt dus hoog te liggen om geld te vragen na een belediging. Op zichzelf vind ik dat een goede zaak.
De politie doet buitengewoon belangrijk werk. Ik heb respect voor dit werk. De politie komt ook in aanraking met personen die – voorzichtig uitgedrukt – niet altijd geschikt zijn voor de diplomatieke dienst. Er wordt wel eens wat geroepen, zeker in emotie. In die situaties ben ik van mening dat de politie geen lange tenen moet hebben. Geen aangifte van belediging, geen verzoek tot schadevergoeding. Het is een deel van het werk. Ik ben blij dat wij in dit land de vrijheid hebben om ook minder complimenteuze woorden te mogen gebruiken, ook tegen de politie. Uit de zojuist aangehaalde voorbeelden blijkt dat rechters de vrijheid van meningsuiting – ook als het de politie betreft – belangrijker vinden dan een geringe aantasting van het gezag van de sterke arm.”