Op zondag 27 maart jl. is door Omrop Fryslân de maandelijkse (Friestalige) gesproken column van Tjalling van der Goot op de radio uitgezonden. Klik hier voor het beluisteren van de column.
Hieronder volgt de Nederlandse vertaling.
“Het is nog maar een paar dagen geleden dat in Brussel bommen zijn ontploft. Daarbij zijn velen om het leven gekomen. De gevolgen zijn triest en treurig en passen in een serie van aanslagen zoals in Madrid, Londen en afgelopen jaar in Parijs. Het is schokkend dat de daders geen enkel respect lijken te hebben voor mensenlevens en daarbij zelfs volkomen onschuldige burgers willen doden.
Ik ben geen terreurdeskundige dus ik wil het niet hebben over de dreiging en over de kans of dergelijke terreur ook in Nederland kan plaatsvinden. Ik wil het wel hebben over hoe het recht werkt in dergelijke ernstige zaken. Of beter, hoe het recht zou moeten werken.
Direct na de aanslagen las ik in diverse media uitlatingen van geschokte burgers zoals ‘schiet de mannen dood, alle oud-Syriëgangers preventief opsluiten, laat de daders creperen in de cel, gooi de lui op de brandstapel, zie af van een advocaat aan dit soort lieden’ enzovoort. Op zichzelf volkomen begrijpelijk omdat deze uitingen komen vanuit emotie. Maar in emotie is de nuance wel eens zoek.
Stel dat verdachten worden gepakt. Wat dan? Dan is doodschieten, op de brandstapel gooien of afzien van een adequate verdediging wat mij betreft geen optie.
In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens staat het als volgt: “Eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden, totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.”
Een buitengewoon belangrijk fundament onder een rechtstaat. Dus iedereen is pas dader als de rechter dat heeft vastgesteld. Iedereen. Dus niet iedereen minus de verdachte van de bomaanslagen in Brussel. Of iedereen minus de verdachte in een heel ernstige zedenzaak. Of iedereen minus de moordenaar van een jong meisje. Nee, iedereen. En iedereen is dus ook iedereen.
Men ziet dat snel na een schokkend voorval politici vaak met de meest creatieve voorstellen komen om te laten zien dat het niet aan hen ligt als in de toekomst weer aanslagen zouden plaatsvinden. Bescherming van persoonlijke gegevens is dan ver te zoeken. Bijvoorbeeld: de politie de politie moet min of meer een vrijbrief krijgen om computers te onderzoeken, preventief fouilleren moet worden uitgebreid, DNA van alle burgers moet worden opgeslagen, oogscans moeten worden bewaard, alle telefoon- en internetgegevens moeten worden bewaard, radicale gedachten moeten reeds strafbaar worden gesteld. En ik kan nog wel even doorgaan.
Aanslagen zoals in Brussel zijn vaak niet maar alleen een aanslag op mensen en de samenleving, zij zijn vaak tegelijk ook een aanslag op de rechtsstaat. Privacy en rechten voor verdachten zijn dan ineens besmette woorden. Het is echter te makkelijk om na treurige gebeurtenissen van een omvang zoals in Brussel de rechtsstaat minder belangrijk te vinden en alles aan de kant te schuiven om een veiliger samenleving te creëren. Althans, dat denkt men. Over de vraag of deze voorstellen niet slechts een illusie in het leven roepen en of er geen sprake is van schijnveiligheid zal ik het niet hebben. Laat ik het maar laten bij de opmerking dat ik denk dat terroristen zich niet zo gemakkelijk door dergelijke maatregelen laten afschrikken.
In een democratische rechtstaat worden burgers beschermd tegen de macht van de Staat en wordt het recht als hoogste gezag geaccepteerd. Een dure omschrijving van wat ik een waarborg tegen onbeperkte bevoegdheden voor politie en justitie zou willen noemen. En hiervoor hebben we wetten. In wetten is vastgelegd of en wanneer de politie en de autoriteiten mogen optreden. Geen willekeur. En die wetten gelden voor iedereen. Dus ook voor verdachten van bomaanslagen die nog niet door de rechter zijn veroordeeld. Ook voor verdachten van een drievoudige moord, van misbruik van tientallen kinderen, van dronken rijden, van belediging of van het kweken van hennep. De wet maakt geen uitzondering voor bepaalde verdachten. Hoe moeilijk dat wellicht gevoelsmatig ook is als het gaat om verdachten van bomaanslagen waarbij tientallen mensen zijn gedood.
Een sterke rechtsstaat doet haar werk juist als deze onder druk staat. Een echte rechtsstaat buigt niet, houdt de rug recht, ook ten aanzien van mensen die deze rechtsstaat niet accepteren en misschien zelfs wel omver willen werpen. Geen ‘oog om oog, tand om tand’ maar een strafproces met alle waarborgen en rechten voor hen die worden verdacht van schokkende feiten. En van deze verdachten zal eerst op grond van wettelijke regels moeten worden vastgesteld dat zij daadwerkelijk de dader zijn. Zo gaat het bij alle andere verdachten ook.
Met andere woorden: het sterkste verweer tegen radicalen die geen oog hebben voor onze rechtsstaat, is de rechtsstaat zelf.”