In De Telegraaf van heden verscheen een artikel onder de kop ‘Toezicht op vrije tbs’ers’. Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven wil dat tbs’ers niet meer onvoorwaardelijk in vrijheid kunnen worden gesteld maar nog minimaal een jaar kunnen worden gevolgd en begeleid door de tbs-kliniek en de reclassering. In De Telegraaf wordt Teeven geciteerd: “Het is belangrijk dat we een einde maken aan die contraire beslissingen en wat langer controle houden op mensen. Het kan intern wel goed gaan, maar dat wil niet zeggen dat mensen al voorbereid zijn op een terugkeer in de samenleving.”
Een contraire beslissing is een uitspraak van de rechter die afwijkt van het advies van de kliniek; in de praktijk kan dit betekenen dat de rechter de tbs beëindigt terwijl de kliniek adviseert om de behandeling voort te zetten.
Het voorstel is gevaarlijk en onnodig. Bovendien wordt de grondslag van dit voorstel weersproken door de statistische gegevens. Teeven wil kennelijk politieke spierballen laten zien. Het past in het huidige klimaat van ‘nieuwe flinkheid’. Het lijkt echter meer op symboolregelgeving. Een paar opmerkingen.
Als de staatssecretaris stelt dat “we een einde maken aan die contraire beslissingen” schopt hij tegen een fundament onder onze rechtstaat, nl de rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Het is de onafhankelijke rechter die na weging van alle feiten en omstandigheden tot een oordeel komt. De rechter kan en mag zich daarbij niet laten leiden door emoties of politieke verlangens.
Daar komt bij dat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het recidivecijfer voor ex-tbs’ers aanzienlijk lager is dan voor veroordeelden die geen tbs-maatregel opgelegd hebben gekregen. Uit recent onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentiecentrum (WODC) blijkt dat bij ex-tbs’ers de herhaling van ‘ernstige’ feiten, waarbij het gaat om delicten met een maximale strafdreiging van vier jaar of meer, sinds 1984 is gedaald van 35,9% binnen twee jaar naar 17,7% binnen twee jaar. De twee-jarige ‘tbs-waardige’ recidive, het plegen van een delict waarop in principe een nieuwe maatregel zou kunnen volgen, nam in dezelfde periode af van 12,7% naar 3,4%. Ter vergelijking: de recidive onder niet tot tbs veroordeelde ex-gedetineerden is fors hoger. Ruim 60% van de ex-gedetineerden wordt binnen vier jaar opnieuw door de rechter voor een misdrijf veroordeeld en bijna 50% van de ex-gedetineerden wordt binnen vier jaar opnieuw in een penitentiaire inrichting ingesloten.
De recidivecijfers voor ex-tbs’ers zijn dus buitengewoon gunstig. Waarom dan toch zo’n volgsysteem?
Het voorstel van de staatssecretaris is bovendien onnodig. Indien een rechter van oordeel is dat er bij een individuele tbs’er geen sprake meer is van gevaar voor het plegen van min of meer soortgelijke delicten als waarvoor hij de tbs opgelegd heeft gekregen. De rechter kan echter inzien dat hij een zodanige acute beëindiging van de verpleging de tbs’er in het diepe wordt gegooid: vanuit de relatieve bescherming van de kliniek komt hij direct in de vrije samenleving. De wet biedt hiervoor een tussenoplossing. De rechter kan – indien hij overweegt om de verpleging al dan niet onder voorwaarden te beëindigen - de beslissing aanhouden voor maximaal drie maanden om zich door de reclassering te laten voorlichten “omtrent de wijze waarop (…) de terugkeer van de ter beschikking gestelde in het maatschappelijk verkeer zou kunnen geschieden.”
Tbs werkt, dat blijkt uit de cijfers, maar de politiek wil dit resultaat niet altijd zien omdat het niet ‘scoort’. Geen enkele maatschappij is risicoloos. 0% kans op herhaling bestaat nu eenmaal niet. Wat is volgende stap? Alle veroordeelden langdurig in de gaten blijven houden? Of alle veroordeelden langdurig opsluiten? Ook al zou daardoor het recidivecijfer kunnen worden teruggedrongen, in zo’n samenleving wil ik niet wonen.
Mr. Tjalling van der Goot