De Hoge Raad heeft vandaag het cassatieberoep in de zogeheten zwembadmoord Marum verworpen. Dat betekent dat de veroordeling onherroepelijk is. Het gerechtshof in Leeuwarden veroordeelde in 2014 een 47-jarige man tot een gevangenisstraf van twintig jaren wegens het medeplegen van moord. Door overschrijding van de redelijke berechtingstermijn in cassatie is de gevangenisstraf met enkele maanden gematigd.
Het hof zag onze cliënt als opdrachtgever van de moord op het slachtoffer Jan Elzinga op 10 juli 2012 nabij het zwembad in diens woonplaats Marum. Omdat het volgens het hof een huurmoord betreft, onze cliënt de initiator is geweest en hij enkel zou hebben gehandeld uit zelfverrijking is een gevangenisstraf van twintig jaren opgelegd. Die uitspraak blijft dus staan.
Volgens de verdediging daarentegen had in hoger beroep vrijspraak moeten volgen. Onze cliënt ontkent elke betrokkenheid. Raadsman Evert van der Meer benadrukte in hoger beroep reeds dat direct bewijs ontbreekt. Slechts één getuige wijst cliënt aan als opdrachtgever, te weten de daadwerkelijke schutter. Op basis van één getuige kan een verdachte niet worden veroordeeld. Volgens het hof echter is wel enig steunbewijs voor de deze belastende verklaring voorhanden. Bovendien heeft cliënt geen alibi kunnen verschaffen.
Hoe teleurstellend deze uitspraak voor cliënt ook is, tegen de uitspraak van de Hoge Raad staat geen rechtsmiddel open.