Op zondag 19 februari jl. sprak mr. Tjalling van der Goot zijn maandelijkse column op Omrop Fryslân radio.
Hieronder volgt de Nederlandse vertaling.
"Schoenmaker, blijf bij je leest!
Afgelopen week stelde de PVV Kamervragen aan de minister van veiligheid en justitie, de heer Opstelten. De leden van de PVV vroegen zich af waarom een veroordeelde man een paar weken eerder werd vrijgelaten dan volgens het vonnis de bedoeling was. De man in kwestie was in september 2011 veroordeeld wegens schuld aan een verkeersongeval waarbij cabaretière Floor van de Wal om het leven kwam.
In het verlengde hiervan schreef PVV Tweede Kamerlid Helder op haar website dat het “volstrekt idioot” is dat de rechter rekening heeft gehouden met de “islamitische schaamtecultuur” van de dader. De dader heeft een islamitische achtergrond.
Ik heb het vonnis van de rechtbank er maar even bij gepakt en wat blijkt? De rechter heeft het woord “islamitische schaamtecultuur” helemaal niet gebruikt en heeft dus ook met deze cultuur geen rekening gehouden. Het Kamerlid Helder zit dus volkomen verkeerd met haar opmerkingen. Zo worden wij als publiek op het verkeerde been gezet. Maar erger, de rechter wordt neergezet als iemand die het fout heeft gedaan in de strafzaak.
En dat brengt mij op een tweetal – recent opgekomen - ontwikkelingen in het strafrecht. Enerzijds bemoeit de politiek zich met strafzaken, anderzijds zien we dat rechters meer en meer op de stoel van de wetgever gaan zitten. Een verkeerde ontwikkeling.
De Franse filosoof Montesqieu verspreidde in de 18e eeuw de leer van de machtenscheiding. Wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht moeten niet in elkaars vaarwater opereren. In rond Nederlands, het parlement moet zich niet bemoeien met rechters en andersom. De praktijk is echter anders.
Steeds vaker bemoeien parlementariërs zich wel met een lopende strafzaak. Ik doel bijvoorbeeld op reacties in de media op zaken die nog onder de rechter zijn, of op voorstellen om de wet te veranderen naar aanleiding van een concrete kwestie. Montesqieu zou zich in zijn graf omdraaien.
Een voorbeeld is de zaak van onze cliënt Robert M., hoofdverdachte in de Amsterdamse zedenzaak. Vanaf half maart vindt de inhoudelijke behandeling plaats maar hangende deze zaak is de politiek actief bezig met deze zaak. Zo is naar aanleiding van deze zaak recent het wetsvoorstel ingediend om het spreekrecht voor slachtoffers uit te breiden. Staatssecretaris Teeven heeft eerder publiekelijk geopperd dat het spreekrecht weliswaar niet in de wet is verankerd, maar dat hij er van uit gaat dat de rechters in de Amsterdamse zedenzaak op de toekomstige wet zullen vooruitlopen. Hij probeert dus als bewindspersoon rechters te beïnvloeden door aan te geven dat rechters niet de huidige maar een mogelijk toekomstige wet moeten toepassen. Een op zichzelf rare constructie, omdat een wetsvoorstel geen wet is en de kans natuurlijk bestaat dat een voorstel van wet nooit wet wordt.
Daarnaast zijn in de zaak Robert M. wetsvoorstellen gelanceerd om ontucht bij minderjarigen altijd verkrachting te noemen, om het strafmaximum voor verkrachting te verhogen, om de zogeheten samenloopregeling – waarbij rekening wordt gehouden met eerdere veroordelingen - te schrappen enzovoort.
De politiek houdt zich dus niet afzijdig maar leunt actief aan tegen de rechters die een strafzaak nog moeten behandelen.
Naast nieuwe wetten reageren politici vaak publiekelijk op rechters en op uitspraken van rechters. De reactie van de PVV op het vonnis in de zaak Floor van der Wal noemde ik al.
Premier Rutte zei afgelopen jaar op tv dat wij af moeten van de “idiotie” om werkstraffen op te leggen voor misdrijven. Woorden die een minister-president niet passen en die rechters in het verdomhoekje plaatsen. Rechters worden immers zo door de baas van het land neergezet als idioten. Tegelijkertijd wil ook Rutte dat het gezag van rechters wordt verstevigd.
Het idee om rechters hun baan af te nemen als zij niet zwaar genoeg straffen is ook zo’n voorbeeld. Los van de vraag hoe men in de praktijk kan controleren of de straffen van een rechter zwaar genoeg zijn, duidt dit plan op een groot wantrouwen in het werk van rechters.
In januari zei PvdA-kamerlid Marcouch dat hij het oneens was met de straf die een verdachte uit Utrecht kreeg na mishandeling van een politieman. Kamervragen.
Nog een voorbeeld. Een vrouw kreeg in december een werkstraf voor diefstal bij oude mensen in een bejaardenhuis in Drachten. De rechter heeft het dossier gelezen, heeft de verdachte gesproken, heeft oog gehad voor de ernst van de feiten maar ook voor de persoonlijke omstandigheden, heeft het OM aangehoord en goed geluisterd naar de verdediging. Wat staat in de krant? “Werkstraf te laag voor dief”. Kamervragen.
Rechters staan onder druk. Er wordt geknabbeld aan de onafhankelijkheid van rechters. De reacties van politici zijn niet passend en zijn niet goed voor de rechtstaat en voor het vertrouwen in het recht. Kennelijk denkt men dat rechters het niet goed doen.
In deze lijn zijn recent twee wetten gepresenteerd. De ene wet regelt het opleggen van minimumstraffen in gevallen van ernstige geweld- en zedenzaken. De rechter moet dan in ieder geval de helft van het maximum opleggen. Voor verkrachting betekent dit dan minimaal zes jaar, voor doodslag minimaal zeveneneenhalf jaar. Rechters worden zo vleugellam gemaakt. De wetgever heeft zonder kennis van het dossier, van de feiten, van de persoon en van alle omstandigheden waaronder het feit is begaan alvast een afweging gemaakt door de rechter opdracht te geven een minimum aan straf op te leggen. Laten we wel zijn. Een liquidatie in het criminele milieu is natuurlijk heel wat anders dan wanneer een vrouw jarenlang wordt mishandeld door haar man en haar man uiteindelijk om het leven brengt. De wetgever maakt geen verschil: rechters moeten in beide gevallen dezelfde minimumstraf opleggen. Een kwalijke zaak.
Een andere wet is de wet beperking taakstraffen, waarbij voor bepaalde misdrijven geen werkstraffen meer mogen worden opgelegd.
Het wikken en wegen, waarin rechters zijn opgeleid, wordt hen uit handen geslagen.
Tegelijk met deze ontwikkeling zie ik dat rechters meer en meer op de stoel van de wetgever zijn gaan plaats nemen. En dat is ook niet de bedoeling.
De rechtbank in Amsterdam oordeelde kort geleden dat aan een verdachte van verkrachting op grond van de wet maar vier jaar gevangenisstraf kon worden opgelegd omdat hij eerder al vijftien jaar had gekregen. In de wet is namelijk geregeld dat feiten niet onbeperkt opgeteld mogen worden, maar dat bij meerdere feiten het strafplafond is gelegd op eenderde van hoogste strafmaximum van de feiten. Men noemt dat de samenloopregeling. Deze bepaling staat al meer dan een eeuw in de wet. De rechtbank oordeelde echter dat de uitkomst van deze samenloop niet redelijk was en schoof om die reden de wet aan de kant. De rechtbank legde uiteindelijk tien jaar gevangenisstraf op, zes meer dan volgens de wet nog mogelijk was.
In de Amsterdamse zedenzaak zei de rechter dat de wet het spreekrecht voor ouders van jonge kinderen niet kent. Desondanks oordeelde de rechtbank dat het spreekrecht wel wordt toegestaan omdat volgens de rechters de wetgever waarschijnlijk niet heeft gedacht aan een zedenzaak met deze omvang. De rechter denkt dus als wetgever en zegt eigenlijk wat de wet zou zijn geweest als de wetgever destijds een zaak met deze omvang wel zou hebben gekend. Maar dat is niet de taak van de rechter.
De rechter moet de wet toepassen, niet de wet maken.
Ik rond af. Recht bestaat bij het vertrouwen van burgers. Iedereen dient te weten dat het recht recht is en dat er rechters zijn die het recht toepassen. Dat betekent in mijn visie dat de politiek de mond houdt over zaken die nog onder de rechter zijn en dat rechters moeten rechtspreken en niet de wet kunnen passeren. In rond Nederlands: schoenmaker, blijf bij je leest! Het is een taak voor ons – advocaten – om er voor de zorgen dat het proces zuiver gevoerd wordt en om te piepen als een politicus, minister of rechter over de schreef gaat. Mijn kantoorgenoot Wim Anker verwoordde het zo: een advocaat heeft een waakhondfunctie en een hond zegt zo nu en dan ‘woef’.
Zo werkt ook een advocaat mee aan het in stand houden van de rechtstaat en van het gezag van rechters."