Het hof in Arnhem heeft heden onze 47-jarige cliënt veroordeeld wegens doodslag tot een gevangenisstraf van twaalf jaren. Volgens het hof heeft hij op 28 augustus 2012 in zijn woning aan de Schonauwersingel in de wijk Hoograven in Utrecht zijn echtgenote in de slaapkamer mishandeld en haar nadien in brand gestoken. De echtgenote is bij het incident om het leven gekomen.
De uitspraak is gelijk aan het vonnis van de rechtbank in Utrecht. Zowel de verdediging als het OM waren tegen de uitspraak in hoger beroep gegaan. Ter zitting in hoger beroep bepleitte raadsman mr. Tjalling van der Goot vrijspraak; het OM eiste een gevangenisstraf van vijftien jaren.
Onze cliënt heeft altijd ontkend. Er is geen hard bewijs. De verdediging heeft omstandig aangevoerd dat een alternatief scenario aannemelijk is en minst genomen niet kan worden uitgesloten. Volgens cliënt heeft het slachtoffer zichzelf mishandeld en in brand gestoken.
Opvallend is dat het hof de verweren slechts summierlijk heeft verworpen. Het feit dat uit onderzoek naar voren is gekomen dat enkele bloedspatten op het shirt van cliënt zijn aangetroffen maar dat daarbij is vastgesteld dat deze niet in het textiel zijn doorgedrongen, is volgens het hof niet redengevend voor het alternatieve scenario omdat niet kan worden vastgesteld waar cliënt zich in de slaapkamer moet hebben bevonden.
Er is voorts bloed van het slachtoffer op de broekspijp van cliënt aangetroffen. Het betreft een veeg waarvan cliënt stelt dat dit van zijn zoontje afkomstig is. Deze zou eerder in de slaapkamer met zijn moeder zijn geweest, waarna hij met bebloede handen door zijn moeder in de woonkamer is gezet. Toen cliënt thuiskwam heeft volgens cliënt zijn zoontje zich aan de broekspijp omhoog getrokken. Dat verklaart de bloedveeg. Het hof stelt dat dit scenario mogelijk is, maar dat dit door een gebrek aan ondersteunend bewijs niet aannemelijk is geworden.
Het feit dat sporen van motorbenzine op de slippers zijn aangetroffen, is voor het hof – in tegenstelling tot de rechtbank – geen bewijs nu niets gezegd kan worden over de ouderdom van deze sporen.
Het hof verwerpt ook het verweer dat ten onrechte voor het bewijs gebruik is gemaakt van wisselende verklaringen van cliënt. Hoewel onze cliënt enige wisselende verklaringen heeft afgelegd, is hij altijd stellig geweest in zijn ontkenning. Onze cliënt leed volgens deskundigen destijds aan ernstige psychiatrische aandoeningen waardoor wisselende verklaringen aannemelijk zijn. Deze stelling heeft de verdediging in hoger beroep onderbouwd met een rapport van rechtspsycholoog dr. Rassin. Volgens het hof echter is het onderzoek van de rechtspsycholoog te beperkt van aard om op basis daarvan conclusies te kunnen trekken. Hof gerechtshof oordeelt vervolgens als volgt: “Dit alles overwegende is het hof van oordeel dat het verweer van de raadsman dat (mede) op basis van dit rapport ten onrechte de wisselende verklaringen van verdachte zijn gebruikt om het alternatieve scenario te passeren dient te worden verworpen.”
De uitspraak is voor cliënt uiterst onbevredigend. Hij ontkent, er zijn geen getuigen, er is geen hard bewijs, er zijn geen vingerafdrukken, er zijn geen voor het bewijs doorslaggevende bloedsporen. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario wordt door de bewijsmiddelen niet uitgesloten. Het feit dat het hof dit scenario niet aannemelijk acht, is in de visie van de verdediging te mager gemotiveerd.
Tegen de uitspraak kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld. In cassatie kan echter niet worden geklaagd over de feiten of over de hoogte van de straf. De verdediging beraadt zich of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.
Klik hier voor de uitspraak.