Deze week werd een strafzaak behandeld tegen een 20-jarige man die verweten werd schuld te hebben aan een dodelijk verkeersongeval in november 2023 in Winschoten. Daarbij kwam de toen 18-jarige beste vriend van cliënt om het leven. De auto waarin cliënt als bestuurder reed raakte in en slip en kwam daarna in het water terecht. Cliënt kon zich uit de auto bevrijden, de vriend niet. Nadat de vriend later uit de auto kon worden gehaald, bleek dat hij ernstige schade had opgelopen waardoor hij twee dagen dagen is overleden.
Dergelijke voor alle betrokkenen dramatische verkeersongevallen komen bij de strafrechter indien het OM van mening is dat de bestuurder schuld heeft. De schuld bestond volgens het OM hierin dat cliënt harder zou hebben gereden dan ter plaatse verantwoord was en dat de achterbanden te weinig profieldiepte hadden. De officier van justitie eiste een werkstraf van 200 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van drie jaren en een rijontzegging van twee jaren.
Het is de taak van de verdediging altijd kritisch naar het bewijsmateriaal te kijken. Onze cliënt verklaarde niet te hard te hebben gereden en niet te hebben geweten dat de achterbanden te weinig profiel hadden. De auto was een half jaar daarvoor APK-gekeurd. Daarbij hadden de banden toen dus voldoende profiel. Van autogebruik dat sprake zou zijn van forse slijtage van de banden nadien, bleek niet. Uit de rechtspraak blijkt dat een bestuurder veel vertrouwen aan een APK-keuring mag ontlenen. Volgens de verdediging geldt er geen algemene onderzoeksplicht van een bestuurder om de banden periodiek te controleren. Dat zou anders zijn indien het gaat om zichtbare (mogelijke) gebreken, zoals een losse bodemplaat of een kapotte uitlaat. Dat het profiel van de banden onder de in de Regeling Voertuigen vastgelegde minimale profieldiepte zat, was voor cliënt niet zichtbaar.
Ten aanzien van de snelheid merkte raadsman Tjalling van der Goot op dat deze door de politie was berekend op een andere plek dan waar de auto in de slip raakte. Volgens de politie reed de auto harder dan 50 km/u. Cliënt verklaarde voorafgaande aan de bocht waarin hij is geslipt niet te hard te hebben gereden. Mogelijk heeft hij ion een schrikreactie na de slip zijn voet op het gaspedaal gedrukt. Bovendien was de berekening gebaseerd op camerabeelden van een bedrijf aan deze weg waarvan de politie zelf al aangaf dat deze beelden niet waren gevalideerd. Daarnaast had de politie de afstand en tijd tussen twee meetpunten gebaseerd op twee verschillende locaties op de auto waardoor de gemeten snelheid wordt beïnvloed. De politie had in het proces-verbaal voorts weergegeven dat de weg ter plekke was gecontroleerd en dat deze niet glad was, maar volgens de verdediging had die controle betrekking op het stuk wegdek nadat cliënt al in de slip was geraakt. Niet uit te sluiten is – zeker op een industrieterrein – dat de weg wel glad was op het stuk weg waar cliënt in de slip raakte.
De verdediging benadrukte dat de strafzaak veel emoties hebben teweeggebracht maar dat de rechtbank een zakelijk oordeel moet vellen op basis van feiten. Zij bepleitte vrijspraak. Indien de rechtbank desondanks tot een bewezenverklaring van schuld zou kunnen komen, is in de visie van de raadsman sprake van hooguit aanmerkelijke schuld, de laagste schuldgradatie. Daarbij past niet de door het OM geformuleerde eis. Van der Goot stelde voor om in dat geval de rij-ontzegging voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank doet uitspraak op 4 februari a.s.
Klik hier voor een artikel over de strafzaak in het Dagblad van het Noorden.