Afgelopen week verscheen onze cliënt voor de meervoudige strafkamer van de rechtbank Groningen voor de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak. Ook zijn partner stond tijdens die zitting terecht. Cliënt wordt verdacht van het medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan poging tot doodslag en/of het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast wordt hem verboden vuurwapenbezit verweten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan vier maanden voorwaardelijk. De zitting bracht de nodige emotie teweeg bij cliënt, hetgeen ook door de rechtbank werd opgemerkt.
In augustus 2023 vond op klaarlichte dag in een woonwijk in Beerta een schietincident plaats waarbij aangeefster in de borststreek wordt geraakt. De verwondingen zijn ernstig maar niet levensbedreigend. De verdenking jegens cliënt komt erop neer dat hij bewust een vuurwapen heeft overhandigd aan zijn partner én dat hij daarbij woorden 'schiet haar neer' zou hebben gebezigd. Cliënt ontkent dit ten stelligste. De aangeefster heeft verklaard dat de partner van cliënt vervolgens op haar heeft geschoten.
Het schietincident kent een voorgeschiedenis. De partner van cliënt heeft ruim een jaar daarvoor een affaire gehad met de man van de aangeefster. Hoewel die affaire tot een eind is gekomen, geven zowel cliënt als zijn partner aan dat zij daarna ernstig zijn bedreigd door de aangeefster en haar man. Cliënt en zijn partner verklaren onder meer te zijn verhuisd vanwege de dreiging.
Op de dag van het feit heeft aangeefster - volgens cliënt en zijn partner - bewust de confrontatie met hen opgezocht, terwijl zij aan het wandelen waren met hun minderjarige kinderen waaronder een baby in een kinderwagen. Zij deden tevergeefs een poging om zich daaraan te onttrekken. Cliënt voelde zich volgens zijn verklaringen genoodzaakt om een vuurwapen bij zich te dragen zodat hij dit kon tonen ter afdreiging van een eventuele onverhoopte confrontatie. Hij heeft eerder - onder meer - een spraakbericht ontvangen waarin wordt gedreigd met (het gebruik van) vuurwapens. Verder stelt cliënt dat aangeefster desondanks fysiek de aanval opende op zijn partner. Daarnaast heeft cliënt verklaard dat aangeefster de kinderwagen met daarin de baby omver heeft geduwd. Fysiek ingrijpen door cliënt was moeilijk vanwege gezondheidsproblemen.
Cliënt heeft zichzelf na het incident gemeld bij de politie en heeft uitgebreide verklaringen afgelegd. Uit zijn verklaringen volgt dat hij zijn partner en aangeefster uit elkaar wilde halen tijdens de eerste worsteling. Daarbij geeft hij aan dat zijn partner het vuurwapen - dat hij op dat moment vasthield zonder zijn vinger op de trekker te houden - van hem heeft afgepakt, waarna zij enkele ogenblikken later heeft geschoten. Er vindt een tweede worsteling plaats waarna hij het vuurwapen weer afpakt, zijn partner wegtrekt en met zijn gezin wegloopt. Kortom, hij heeft niet gewild of beoogd dat aangeefster zou worden beschoten.
Advocaat Ralph Titahena bepleitte dat de rechtbank uit zou moeten gaan van de juistheid van de verklaringen van zijn cliënt, zowel wat betreft de eerdere dreiging als de feitelijke gang van zaken voorafgaand, tijdens en na het incident. Deze worden in de visie van de verdediging ondersteund door (objectief) bewijsmateriaal in het dossier, waaronder de processen-verbaal van de politie ten aanzien van beschikbare camerabeelden. Op zijn minst genomen is er volgens de verdediging twijfel over de gang van zaken zoals geschetst door aangeefster. Uit haar verklaring volgt immers dat zij zelf niet heeft gezien hoe en wanneer een bewuste overdracht van het wapen zou hebben plaatsgevonden. Er is verder niemand die heeft verklaard dit wel te hebben gezien. De partner van cliënt kan zich veel niet herinneren, onder meer over de vraag hoe het wapen in haar handen terecht is gekomen. Dat cliënt woorden zoals 'schiet haar neer' zou hebben geuit, vindt geen steun in getuigenverklaringen. De verklaringen van cliënt ten aanzien van deze punten worden niet weersproken door overige bewijsmiddelen. Om bovengenoemde redenen is om integrale vrijspraak verzocht voor de geweldsdelicten.
In het geval de rechtbank onverhoopt voorbij mocht gaan aan de verklaringen van cliënt, is door de verdediging een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Dat cliënt het vuurwapen bij zich droeg hoeft daaraan niet in de weg te staan. Hij zou dan moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor de geweldsfeiten volgens de verdediging.
De uitspraak van de rechtbank volgt op 26 november.
Klik hier voor een artikel op RTV Noord over de zitting.