De rechtbank in Leeuwarden sprak op 20 augustus jl. een 30-jarige cliënt gedeeltelijk vrij van poging tot doodslag. De rechtbank benadrukt in het vonnis dat voor een stekende beweging met een mes vereist is dat vastgesteld moet worden dat door de gedraging een aanmerkelijke kans op de dood is ontstaan. Daarvoor zal vereist zijn dat het mes in ieder geval de aangever heeft geraakt. Nu dit niet kon worden vastgesteld, sprak de rechtbank onze cliënt van dit feit vrij.
Waar ging het om?
Onze cliënt werd ervan verdacht op 10 maart jl. in de avonduren in het uitgaansgebied in Drachten twee broers te hebben gestoken met een mes. Cliënt zat in een auto toen een van deze broers hem dwong om te stoppen. Deze man liep naar het bestuurdersportier, trok dit open en sloeg vervolgens cliënt meerdere malen in het gezicht. Ook werd cliënt getrapt tegen het hoofd door de andere broer. Cliënt heeft zich uit de auto weten te werken en heeft met een mes in de hand stekende bewegingen gemaakt naar een van de broers. Hierbij heeft hij een van de broers in de bovenarm geraakt. Naar de andere broer heeft hij enkel een zwaaiende beweging gemaakt.
Raadsman Advocaat Leon Klewer bepleitte vrijspraak van poging doodslag ten aanzien van de beide broers. Cliënt had volgens de verdediging bewust in de bovenarm gestoken van de ene broer, waardoor geen sprake zou zijn van een aanmerkelijke kans op overlijden; de andere broer had hij niet geraakt. De rechtbank kwam tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag van de eerste man omdat het volgens de rechtbank niet anders kan zijn dan dat cliënt door zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust heeft aanvaard. De rechtbank volgde de raadsman wel ten aanzien van de tweede broer. Zij sprak cliënt vrij van poging doodslag én poging zware mishandeling omdat de rechtbank niet met voldoende zekerheid vast kon stellen of cliënt met de zwaaiende beweging aangever had geraakt of had kunnen raken en of cliënt met dat handelen een aanmerkelijke kans op de dood of (zwaar) lichamelijk letsel teweeg had kunnen brengen.
Het OM eiste een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan de helft voorwaardelijk. De rechtbank vonniste aanzienlijk milder en legde een gevangenisstraf op voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden.
Het is essentieel dat een verdachte zich in een strafzaak laat bijstaan door een gespecialiseerde advocaat. Deze zaak is daar opnieuw een voorbeeld van.