Een 19-jarige man in vrijdag jl. veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uur voor schuld aan een dodelijk verkeersongeval op 11 maart 2023. De straf valt aanzienlijk lager uit dan geëist.
Klik hier voor het volledige vonnis.
De rechtbank acht bewezen dat de destijds net meerderjarige cliënt te hard heeft gereden onder invloed van alcohol.
Samen met enkele andere vrienden was cliënt de bewuste avond op stap. Een van deze vrienden was de BOB. Cliënt was op de terugreis naar de plek waar zijn auto stond in de auto in slaap gevallen. Uit getuigenverklaringen bleek dat de ervaring leerde dat cliënt niet zonder forse pijnprikkels uit zo’n slaap gehaald kon worden. De vrienden van cliënt hebben hem in de auto laten liggen toen zij zelf uitstapten. Na een minuut of 10 is het latere slachtoffer naar de auto gegaan. Weer 10 minuten later kwamen de overgebleven vrienden er achter dat cliënt en het latere slachtoffer in de auto van cliënt vertrokken waren. Uit onderzoek bleek dat cliënt nooit weg ging zonder afscheid van zijn maten te nemen. Bovendien stond cliënt bekend om zijn principiële afwijzing om onder invloed achter het stuur te stappen.
Cliënt is zelf bij het ongeval zwaargewond geraakt.
Volgens de rechtbank is – anders dan het OM eiste - geen sprake van roekeloosheid. De rechtbank acht wel de lichtste vorm van schuld bewezen, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Hoewel zowel het OM als raadsman Tjalling van der Goot voorstelden het jeugdstrafrecht toe te passen, gaat de rechtbank hierin niet mee. De rechtbank volgt het advies van de reclassering en oordeelt dat een pedagogische benadering – zoals in het jeugdstrafrecht gebeurt – geen meerwaarde heeft. Wel houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van cliënt.
“De rechtbank heeft oog voor de ingrijpende gevolgen van een op te leggen straf op een nog jonge verdachte. Maar de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de grote gevolgen voor de nabestaanden, maken dat uit het oogpunt van vergelding en normering niet kan worden volstaan met een straf die geen onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming en geen onvoorwaardelijke rijontzegging met zich mee brengt. De rechtbank ziet geen gronden om veel af te wijken van het oriëntatiepunt. De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte wel reden om een deel van de op grond van de oriëntatiepunten aangewezen gevangenisstraf te vervangen door een werkstraf van aanzienlijke duur. Alles overwegende acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, in combinatie met een werkstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid.”
@LC