Afgelopen week behandelde de rechtbank in Leeuwarden de strafzaak tegen een inmiddels 19-jarige man. Hem werd verweten schuld te hebben aan een dodelijk verkeersongeval op 11 maart 2023 nabij Tzummarum. Daarbij kwam een 18-jarige inzittende van de door cliënt bestuurde auto om het leven.
Zaken over dergelijke verkeersongevallen kenmerken zich door begrijpelijke heftige emoties als gevolg van de fatale afloop. Maar ook door het feit dat een verdachte de gevolgen- anders dan bij opzetdelicten – ook niet heeft gewenst. In deze strafzaak was het slachtoffer een vriend van onze cliënt.
Samen met enkele andere vrienden was cliënt de bewuste avond op stap. Een van deze vrienden was de BOB. Cliënt was op de terugreis naar de plek waar zijn auto stond in de auto in slaap gevallen. Uit getuigenverklaringen bleek dat de ervaring leerde dat cliënt niet zonder forse pijnprikkels uit zo’n slaap gehaald kon worden. De vrienden van cliënt hebben hem in de auto laten liggen toen zij zelf uitstapten. Na een minuut of 10 is het latere slachtoffer naar de auto gegaan. Weer 10 minuten later kwamen de overgebleven vrienden er achter dat cliënt en het latere slachtoffer in de auto van cliënt vertrokken waren. Uit onderzoek bleek dat cliënt nooit weg ging zonder afscheid van zijn maten te nemen. Bovendien stond cliënt bekend om zijn principiële afwijzing om onder invloed achter het stuur te stappen.
Raadsman Tjalling van der Goot wees er op dat er kennelijk iets heel bijzonders moet zijn gebeurd waardoor cliënt toch uit een diepe slaap kon worden gewekt en zonder afscheid te nemen onder invloed zijn auto te besturen. Cliënt zelf kan zich niets meer van het ongeval en de aanloop hier naartoe herinneren.
Volgens het OM had cliënt te hard gereden en verkeerde hij onder invloed van alcohol. Hoewel het OM stelde dat het jeugdstrafrecht van toepassing zou moeten zijn (cliënt was nog geen drie maanden 18 jaar maar woont nog thuis en functioneert volgens het OM nog als minderjarige), rechtvaardigde de ernst van het feit een onvoorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden. Volgens het OM was sprake van roekeloos rijgedrag. Daarnaast zou volgens de officier van justitie een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden en een rijontzegging van vijf jaar passend zijn.
Raadsman Van der Goot stipte diverse onvolkomenheden in het opsporingsonderzoek aan. Zo was het onderzoek aan het bloedalcoholgehalte niet volgens de wettelijke voorschriften verlopen en was ook het onderzoek naar de gereden snelheid onvoldoende om te kunnen bewijzen hoe hard cliënt gereden had. Om die reden bepleitte hij primair vrijspraak. Maar ook als de rechtbank het feit wel bewezen zou kunnen achten, is in zijn visie geen celstraf op zijn plek. Niet alleen omdat een vrijheidsbenemende sanctie onder het jeugdstrafrecht een grote uitzondering is, maar ook omdat naar zijn mening geen bewijs voor roekeloos rijgedrag te leveren is.
De rechtbank doet op 19 juli uitspraak.
@LC