Bij het gerechtshof in Leeuwarden diende recent een strafzaak tegen een 45-jarige cliënte. Zij werd verdacht van bedreiging van een deurwaarder. In 2019 kwam deze deurwaarder beslag leggen op een Porsche. Onze cliënte zou daarbij met de auto vanaf een parkeerterrein in de richting van de deurwaarder zijn gereden waardoor deze laatste opzij moest springen.
In eerste aanleg had de politierechter onze cliënte reeds vrijgesproken van het opzettelijk onttrekken aan het beslag. Cliënte ontkent ook de bedreiging. Volgens haar heeft zij het parkeerterrein bij haar huis via een andere uitgang dan waar de deurwaarder stond verlaten. Raadsman Tjalling van der Goot wees op dronebeelden waaruit volgde dat de Porsche de korte draaicirkel naar de uitgang waar de deurwaarder stond niet of nauwelijks zou kunnen nemen. Bovendien spraken belastende getuigen elkaar tegen over – met name – de route die cliënte zou hebben gereden en over de volgorde van de gedraging. Hij bepleite vrijspraak.
Volgens cliënte vloeit de aangifte van de deurwaarder voort uit een zakelijk conflict met een ex-partner. De praktijk heeft geleerd dat diverse professionele dienstverleners in opdracht van deze ex-partner tuchtrechtelijk over de schreef zijn gegaan. Volgens de civiele advocaat van cliënte kan daarbij een rol spelen dat zij in financieel opzicht teveel afhankelijk zijn geworden van deze x-partner. Hij benoemde in een brief dat sprake was van een ‘terreurcampagne” en dat hij in zijn carrière nog nooit ‘zo’n extreme situatie’ had meegemaakt.
Van der Goot betoogde dat het hof – nog meer dan anders – zeer behoedzaam met de verklaringen moet omgaan.
Het hof veroordeelde desondanks onze cliënte op 12 april jl. “De enkele omstandigheid dat in verklaringen van betrokkenen op onderdelen tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit kan immers zijn veroorzaakt door de feilbaarheid van het menselijk geheugen, al dan niet teweeg gebracht onder invloed van emoties door het delict. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop die verklaringen zijn afgelegd.” Naar het oordeel van het hof is er geen reden om te twijfelen aan de aangifte. Aan cliënte werd een taakstraf van 50 uren opgelegd.
Cliënte heeft laten weten beroep in cassatie te willen instellen. In cassatie liggen de feiten vast. De Hoge Raad toetst slechts of het recht goed is toegepast en of de uitspraak van het hof deugdelijk is gemotiveerd.
@LC