In april 2022 werd onze cliënt, een 37-jarige man, door het gerechtshof in Arnhem veroordeeld in de ‘Utrechtse vergismoord’ tot een gevangenisstraf van 21 jaar en zes maanden. Onze cliënt ontkent betrokkenheid. Volgens het hof heeft cliënt samen met anderen een liquidatie uitgevoerd. Het slachtoffer werd in januari 2017 in diens portiek opgewacht en doodgeschoten. Nadien bleek dat het slachtoffer niet het beoogde doelwit was.
Klik hier voor het arrest van het hof.
Cliënt heeft tegen de uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
In cassatie wordt cliënt bijgestaan door Jan Boksem. De verdediging heeft bij de Hoge Raad in cassatie diverse klachten geformuleerd tegen de veroordeling. Primair stelt de verdediging dat het hof niet tot een bewezenverklaring had mogen komen. “De meeste bewijsmiddelen die door de rechtbank en het hof tot het bewijs zijn gebruikt, hebben geen betrekking op de betrokkenheid van verzoeker bij de ‘vergismoord’, laten ruimte open voor andere scenario’s, vinden onvoldoende steun in ander (objectief) bewijsmateriaal en / of zijn van horen zeggen.” Daarnaast is door de verdediging – onder meer – naar voren gebracht dat zij ten onrechte een belastende getuige niet heeft kunnen ondervragen terwijl de verklaring wel voor het bewijs is gebruikt. Dat is in strijd met een eerlijk proces.
Inmiddels heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad in een conclusie een advies gegeven aan de Hoge Raad. Volgens hem kunnen vrijwel alle klachten worden verworpen. Alleen het cassatiemiddel waarin wordt geklaagd over het lange tijdsverloop, zou tot enige strafvermindering moeten leiden.
De Hoge Raad zal op 16 januari a.s. uitspraak doen.