De politierechter in Leeuwarden heeft vandaag het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van onze cliënte. Inactiviteit bij het OM werd door de rechter afgestraft. Een actieve en adequate verdediging loont, zo blijkt.
Wat was er aan de hand?
Cliënte, een 40-jarige vrouw uit Leeuwarden, werd samen met een medeverdachte verdacht van betrokkenheid bij een hennepkwekerij in Hurdegaryp in 2017/2018. Daarnaast stelde het OM dat cliënte voordeel zou hebben verkregen uit deze kwekerij. Het OM vorderde terugbetaling van een bedrag van € 135.970,68 van cliënte als geschatte criminele winst.
Vanaf de aanhouding van cliënt, begin 2018, is er door ons kantoor meermaals (tevergeefs) contact gezocht met het OM over de voortgang in deze zaak. In 2021 liet de officier voor het eerst van zich horen en zegde toe dat de zaak snel zou worden opgepakt. Ondanks diverse verzoeken van de verdediging in al die jaren om actie te ondernemen, kreeg cliënt pas in augustus 2022 voor het eerst een bericht van het OM dat de zaak door de politierechter zou worden behandeld.
Vandaag stond de zitting gepland bij de politierechter. Cliënte werd tijdens de zitting bijgestaan door haar raadsman Ronald Knegt. Knegt verzocht om het OM niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging.
De raadsman droeg vier argumenten aan voor een niet-ontvankelijkheid van het OM. Allereerst het onredelijke tijdsverloop in deze zaak. Dit terwijl de verdediging actief getracht heeft de afwikkeling van de zaak te bespoedigen. Als tweede is het lastig om nog getuigen te horen over herinneringen die teruggaan tot 2017. Een eerlijk proces is daarmee niet meer mogelijk. Ten derde is een zaak tegen een medeverdachte geseponeerd met als reden dat het feit te oud was; de zaak van cliënt niet. Dat is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Tot slot is gebleken dat het OM in ons land vele andere zaken wegens tijdsverloop heeft geseponeerd. Bovendien is door het OM in zaken de eigen niet-ontvankelijkheid geëist wegens overschrijding van de redelijke berechtingstermijn.
De politierechter volgde het verweer van de verdediging. De combinatie van het grote tijdsverloop, de moeilijkheid om nog getuigen te horen over feiten van vier jaren terug en het sepot van de zaak tegen de medeverdachte bracht de politierechter tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk diende te worden verklaart in de strafvervolging van cliënte. Daarmee is ook de ontnemingsvordering van de baan.
Dat het OM niet-ontvankelijk wordt verklaard is de zwaarste sanctie die de rechter na vormverzuimen in het onderzoek kan uitspreken. Deze sanctie is beperkt tot uitzonderingsgevallen. De rechter heeft in de visie van de verdediging met deze uitspraak een stevig signaal aan het OM willen afgeven dat een verdachte niet langer dan nodig in onzekerheid mag verkeren.
Cliënte hoopt dat de zaak hiermee is afgerond. Het Openbaar Ministerie heeft 14 dagen voor het instellen van hoger beroep.