Dat een 51-jarige inwoner van Tytjerksteradiel zich na vier jaren bij de meervoudige kamer in de rechtbank in Leeuwarden moest verantwoorden voor het bezit van enkele flesjes hennepolie kon op weinig begrip rekenen van de verdediging. Raadsman Tjalling van der Goot hekelde de vervolgingsbeslissing en stelde dat het openbaar ministerie zijn recht om te vervolgen om een aantal redenen had verloren. Hij stelde voor om het OM niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging.
Onze cliënt had in 2018 zo’n 10 flesjes van elk 10 ml gekregen van een vriend van hem. Cliënt nam de wietolie van deze vriend af omdat enkele naasten ernstig ziek waren en baat hadden bij het gebruik van wietolie. Hij had dus louter nobele bedoelingen. Deze vriend leverde normaal gesproken de door hem geproduceerde wietolie aan de Stichting Suver Nuver, een ideële stichting die zich inzet voor een legale status voor kleinschalige kweek van cannabis. De stichting kent vele donateurs die – onder meer – wietolie geleverd kunnen krijgen.
Hennepolie is een extract van de hennepplant. De hennepplant zelf staat op lijst II van de Opiumwet (softdrugs), vreemd genoeg staat hennepolie op lijst I (harddrugs). Dat lijkt een slippertje van de wetgever te zijn. Ook – bijvoorbeeld - CBD is een extract van hennep en staat dus ook op lijst I, maar CBD kan vrij bij elke drogist worden gekocht. Vaststaat dat aan hennepolie geneeskrachtige werking wordt toegekend. De eerder genoemde stichting is vorig jaar vervolgd wegens het op grote schaal verhandelen aan donateurs/afnemers van – onder meer – hennepolie. De rechtbank verklaarde de stichting schuldig doch legde geen straf op. De raadsman stelde dat de vervolging van cliënt als afnemer van enkele flesjes hennepolie haaks staat op een beslissing waarin een stichting die op grote schaal leverde geen straf opgelegd heeft gekregen. Gekoppeld aan de betrekkelijk geringe ernst van het verwijt en de grote ouderdom van het feit, stelde de verdediging dat het OM in redelijkheid niet tot vervolging had kunnen beslissen.
Daarnaast stelde de verdediging dat onze cliënt geen eerlijk proces kon krijgen. Van de ca. 10 flesjes met inhoud is er slechts één door het NFI onderzocht. Alle andere flesjes zijn door de politie vernietigd. Er is veel onduidelijkheid over de inhoud. Andere flesjes die afkomstig waren van de vriend die aan cliënt had verstrekt hadden sterk afwijkende THC-gehaltes. Dat gehalte is essentieel om aan te tonen of het gaat om hennepolie of om CBD. CBD is vrij verkrijgbaar en – hoewel formeel geen gedoogvoorwaarden zijn opgesteld – wordt gedoogd. Om die reden heeft de verdediging een nader onderzoek willen instellen naar de inhoud van de flesjes. Dat onderzoek is door de vernietiging onmogelijk. Aldus heeft cliënt geen gebruik kunnen maken van een essentieel recht, nl. een recht om bij twijfel nader onderzoek te (laten) verrichten. Ook om deze reden zou volgens de verdediging het OM zijn vervolgingsrecht hebben verloren.
De raadsman hekelde ook het onderzoek dat is verricht naar het ene flesje. De politie heeft negen maanden gewacht voordat het flesje naar het NFI werd gestuurd. Onduidelijk is waar en onder welke condities het flesje is bewaard. Die onduidelijkheid kan gevolgen hebben voor de betrouwbaarheid. Immers, in het algemeen kan een substantie aan bederf onderhevig zijn waardoor de stof wordt beïnvloed. Feitelijk kan volgens de verdediging slechts worden vastgesteld dat cliënt één flesje van 10 ml in zijn bezit had, maar het onderzoek naar de inhoud is niet met voldoende waarborgen omkleed. Om die reden bepleitte de raadsman - voor het geval de rechtbank het OM wel ontvankelijk in de vervolging zou verklaren - vrijspraak.
Indien de rechtbank toch een bewezenverklaring zal gaan uitspreken, is door Van der Goot voorgesteld zijn cliënt schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf. De geringe ernst, het grote tijdsverloop, de impact van een zitting bij de meervoudige kamer (in plaats van een politierechter) en de grote gevolgen in de privésfeer en voor het werk maken dat enige straf geen enkele toegevoegde waarde meer heeft.
De rechtbank doet uitspraak op 10 november a.s.