Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) studeert op een nieuwe werkwijze waarmee mogelijk ,,in één klap tientallen cold cases en actuele zaken’’ opgelost kunnen worden: door álle dadersporen van onopgeloste misdrijven te vergelijken met álle 360.000 daderprofielen die zijn opgeslagen in de landelijke databank.
In de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden is vandaag over dit onderwerp een uitgebreid artikel gepubliceerd. Advocaat Tjalling van der Goot laat zich kritisch uit over deze nieuwe ontwikkeling. Hij noemt het een “hellend vlak” om dna-mogelijkheden op deze wijze uit te breiden.
Klik hier voor het volledige artikel.
Kern van het bezwaar zit in het feit dat het NFI kansen ziet om alle dadersporen in lopende rechercheonderzoeken op verwantschap te vergelijken met alle dna-profielen van veroordeelden. Wie namelijk een werk- of celstraf heeft gekregen voor een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is, moet in Nederland verplicht DNA afstaan. Deze dna-profielen van veroordeelden zijn opgeslagen in een landelijke databank en kunnen worden gebruikt voor de opsporing van toekomstige strafbare feiten. Op dit moment zijn zo’n 360.000 dna-profielen van veroordeelden opgeslagen. Dat dna van een veroordeelde wordt vergeleken met een biologisch spoor op de plaats delict, is niet zozeer het probleem. Van der Goot ageert tegen een situatie dat vrijwel elke Nederlander door uitbreiding van het verwantschapsonderzoek ongewild onderwerp kan zijn van een dna-onderzoek.
Blijkens het artikel gaat het volgens het NFI om zogeheten ‘familial searching’. “Als het daderspoor uit een zaak een bepaalde mate van overeenkomst vertoont met een profiel in de DNA-databank, kan je met een bloedverwant van de dader te maken hebben: een vader, moeder, broer of zus. Via die persoon kan de politie op het spoor van de dader komen. (…) Bij familial searching in de databank komt niet één verwant in beeld, maar ongeveer vijftig personen van wie het DNA bepaalde mate van overeenkomst vertoont met het spoor”, aldus het NFI. “Zo ontstaat een kandidatenlijst, waarvan een DNA-deskundige per ‘kandidaat’ moet nagaan of het daadwerkelijk een verwant is of een toevallige overeenkomst. ‘Uiteindelijk geven wij aan politie en OM een verwant door. Die kan de sleutel naar de dader zijn’.”
De reactie van Van der Goot:
“Advocaat Van der Goot heeft dan ook bezwaren bij het plan: ,,Is het biologische spoor wel altijd een daderspoor? DNA is geen tovermiddel. En je trekt mensen ongewild in een DNA-onderzoek, omdat het DNA toevallig lijkt op het DNA van de dader. Eenieder heeft het recht om dat niet te willen.”
Van der Goot: ,,Als er 360.000 DNA-profielen van veroordeelden in de databank zitten en volgens het NFI zo’n vijftig personen een DNA hebben dat lijkt op het DNA van een eerdere veroordeelde, leert een simpele rekensom dat in beginsel de hele Nederlandse bevolking onderwerp van zo’n DNA-onderzoek kan zijn. Dat is een hellend vlak. Dat zouden we allemaal niet moeten willen.
Mocht de werkwijze toch ingevoerd wordt, moet je het tot een uiterst middel beperken, stelt Van der Goot. ,,Als alle andere opsporingsmethoden geen resultaat hebben opgeleverd en alleen bij de aller zwaarste feiten na voorafgaande toetsing door een rechter.”