De kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland (locatie Leeuwarden) heeft vandaag de Noodverordening COVID-19 van april 2020 verbindend (rechtmatig) verklaard. De principiële vraag over de rechtmatigheid van de noodverordening was door raadsman Tjalling van der Goot ter zitting op 18 november jl. aan de orde gesteld. Volgens de verdediging is in de wet geregeld dat alleen bij wet in formele zin inbreuk mag worden gemaakt op een grondrecht. Het eerbiedigen van de persoonlijke levenssfeer is zo'n grondrecht. De noodverordening is niet een formele wet. De inbreuk zou volgens de verdediging om die reden onrechtmatig zijn.
De zaak betrof een 15-jarig meisje dat op 7 mei 2020 in Sneek zich had opgehouden in een groepje zonder anderhalve meter afstand te houden. De destijds door de veiligheidsregio Fryslân uitgevaardigde noodverordening verbood dit gedrag.
Klik hier voor het volledige vonnis.
De kantonrechter volgt de verdediging niet, “ook al neemt de Gemeentewet tot uitgangspunt dat niet van de Grondwet mag worden afgeweken.” De kantonrechter wijst op de verplichting die op de Staat rust om geschikte stappen te nemen om het recht op leven te garanderen, zoals bedoeld in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ook als daarbij het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in de Grondwet wordt beperkt, is het aanvaardbaar dat gebruik wordt gemaakt van de noodverordeningsbevoegdheid. “Daarbij geldt als voorwaarde dat het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit voldoet.”
De rechter wijst voorts op de totstandkomingsgeschiedenis van de Grondwet waaruit volgt dat “wanneer een overheidsmaatregel een grondrecht naar de letter genomen beperkt doch de intrekking of vernietiging van die maatregel in flagrante strijd zou zijn met wat algemeen als redelijk wordt aangemerkt. dan zal zo’n maatregel niet licht ongrondwettig mogen worden geacht. Daarbij kan de eis van proportionaliteit en van het rekening houden met maatschappelijke en persoonlijke belangen een rol spelen.”
Volgens de kantonrechter is aan de eisen om van de Grondwet af te wijken voldaan. De inbreuk is volgens de rechter beperkt, nu nog steeds de mogelijkheid bestaat om met mensen af te spreken in de openbare ruimte. De enige beperking is de verplichting om afstand tot elkaar te houden. Bovendien wordt de overheid geconfronteerd met een crisissituatie waarin de volksgezondheid ernstig en acuut in gevaar is gekomen en waarbij maatregelen genomen dienen te worden. De daarmee gepaard gaande inperkingen zijn niet disproportioneel. Voorts moet worden aangenomen dat met minder ingrijpende maatregelen het coronavirus niet kon worden ingedamd.”
Aan cliënt is een geldboete van € 95 opgelegd.