Raadsman Tjalling van der Goot stelt dat de in april 2020 door de voorzitter van de Veiligheidsregio Fryslân uitgevaardige noodverordening COVID-19 onverbindend is. Om die reden moet zijn cliënte, een 16-jarige inwoonster van Drachten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Cliënte is beboet omdat zij op 7 mei 2020 in Sneek op een bankje in de buitenlucht met enkele vriendinnen zat, terwijl onderling geen afstand van 1,5 meter in acht werd genomen. In de noodverordening was destijds geregeld dat het verboden is om zich in een groep van minimaal drie personen binnen anderhalve meter op te houden.
Cliënte had een strafbeschikking van € 95,- ontvangen. Daartegen is verzet gedaan. Dit verzet is op 18 november jl. door de kantonrechter in Leeuwarden behandeld.
Volgens de verdediging is – onder meer - sprake van een inbreuk op een grondrecht. In de Grondwet is het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer geregeld. Het vrijelijk kunnen afspreken met vriendinnen valt onder dit recht. In de wet is opgenomen dat slechts bij wet in formele zin inbreuk kan worden gemaakt op een in de Grondwet vastgelegd grondrecht. Een wet in formele zin is een gezamenlijke regeling van de regering en de Staten-Generaal. Een besluit dus via een democratisch proces. De noodverordening is een beslissing van de voorzitter van de Veiligheidsregio, niet een wet in formele zin dus. Om die reden is het verbod in de Noodverordening onrechtmatig.
In diverse verdragen is daarnaast als grondrecht de vrijheid van bewegen opgenomen.
De noodverordeningen zijn eind 2020 vervangen door een wet in formele zin.
De kantonrechter heeft aangekondigd schriftelijk vonnis te wijzen op 2 december a.s.