Het gerechtshof in Arnhem heeft op 16 september jl. een 62-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren wegens doodslag op zijn echtgenote. De rechtbank in Zutphen had onze cliënt eerder dit jaar een gevangenisstraf van zeven jaren opgelegd. Het openbaar ministerie had tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het OM eiste in eerste aanleg elf jaren cel. Het gerechtshof gaat niet mee met het door het OM gestelde algemeen idee dat de straffen voor doodslag te laag zijn.
Vaststaat dat onze cliënt op 11 september 2019 in diens woning in Ermelo zijn vrouw om het leven heeft gebracht. Cliënt heeft haar met zijn handen gewurgd nadat hij na een telefoongesprek met een derde constateerde dat zijn echtgenote vreemd ging.
De zaak ging niet alleen om de vraag welke straf aan onze cliënt zou moeten worden opgelegd. Het OM had het hoger beroep ingesteld omdat “in het algemeen" voor dergelijke zaken zwaarder zou moeten worden gestraft. Het hof ging hierin niet mee.
Het officier van justitie stelde in de appelschriftuur dat de door de rechtbank opgelegde straf te laag was. “De 7 jaar vind ik verder geen passende straf gelet op de groeiende aandacht voor de impact van huiselijk geweldzaken en de zwaardere straffen die hiervoor worden opgelegd. En natuurlijk de discussie die plaatsvindt over de maximale strafmaat bij doodslag. Algemeen idee is dat deze omhoog zou moeten, dat geldt dan ook in de individuele zaken.” Raadsman Tjalling van der Goot stelde hier tegenover dat er geen algemeen idee is dat straffen te laag zijn. Indien gedoeld wordt op een in voorbereiding zijn wetsvoorstel om het strafmaximum te verhogen, is van belang dat dit nog geen wet is en dus ook niet van belang voor de beoordeling in een concrete zaak. Bovendien wordt dit wetsvoorstel volgens de minister voorbereid met name vanwege de verzwaarde rechtspraak van de Hoge Raad met betrekking tot voorbedachte raad. In deze concrete zaak is volgens de raadsman echter sprake van een doodslag in de puurste vorm, een daad in een opwelling. Van een doodslag die aanschuurt tegen moord is geen sprake.
Ter zitting in hoger beroep verwees de advocaat-generaal namens het OM naar recente uitspraken over doodslag waaruit in haar visie volgde dat een gevangenisstraf van tien jaren gerechtvaardigd was. Raadsman Van der Goot haalde daarentegen juist recente uitspraken aan waaruit grofweg bij doodslag een bandbreedte van acht tot twaalf jaren gevangenisstraf volgt. Hij bepleitte uit te gaan van de onderkant van deze bandbreedte en vanwege diverse strafmatigende omstaindigheden een gevangenisstraf van zeven jaren op te leggen en aldus het vonnis van de rechtbank te bevestigen.
Het hof oordeelde onder meer: “Bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare gevallen voor een voltooide doodslag worden opgelegd, veelal een gevangenisstraf tussen de acht en twaalf jaren. Naar het oordeel van het hof is een straf aan de onderzijde van deze bandbreedte aan de orde. Verdachte had, buiten de relatieproblemen, zijn leven goed op orde, met name ook wat betreft zijn werk en inkomen en zijn gezinsleven met zijn volwassen zoons. Zijn uittreksel uit de justitiële documentatie is blanco. Naar het zich laat aanzien is het feit gepleegd vanuit een heftige gemoedsopwelling, toen het verdachte pijnlijk duidelijk was geworden dat het slachtoffer toch nog een buitenechtelijke relatie had. Verdachte heeft na zijn daad de politie gebeld en medewerking aan het onderzoek verleend.”
Meer in het algemeen oordeelt het hof: “Het hof heeft zich rekenschap gegeven van de politieke discussie over eventuele verhoging van het strafmaximum voor doodslag, maar ziet daarin geen aanleiding om een hogere straf op te leggen dan het op basis van de hiervoor besproken factoren passend acht. Van belang hierbij is dat het bewezen verklaarde feit geen voorbeeld is van een doodslag die vóór aanscherping door de Hoge Raad van de motiveringseisen van het bewijs van voorbedachte raad wellicht nog als moord zou zijn gekwalificeerd.”
De verdediging constateert met tevredenheid dat het gerechtshof de rug recht heeft gehouden en niet is meegegaan in de algemene roep van OM om zwaarder te straffen in doodslagzaken. Cliënt accepteert de aan hem opgelegde straf. Het is van belang voor de nabestaanden dat kan worden begonnen met rouwverwerking en dat de strafzaak kan worden afgesloten.