De rechtbank in Leeuwarden heeft op 20 oktober jl. een teleurstellende uitspraak gedaan. In een zaak waarin een tweetal verdachten van het rijden onder invloed strafrechtelijk werden vervolgd had het CBR tevens het rijbewijs ongeldig verklaard. Beide cliënten waren volgens het CBR ongeschikt om motorrijtuigen te besturen. Deze maatregel was opgelegd na een medisch onderzoek naar de geschiktheid. In één geval had het CBR tevens direct na het strafbare feit de geldigheid van het rijbewijs hangende het medische onderzoek geschorst. Een principieel verweer van raadsman Tjalling van der Goot dat de CBR-maatregel met een straf moet worden gelijk gesteld en dat het om die reden niet mogelijk is verdachten daarna en daarnaast strafrechtelijk te vervolgen is door de rechtbank verworpen. Dat betekent dat volgens de rechtbank Noord-Nederland het OM verdachten van het rijden onder invloed mag vervolgen ongeacht of door het CBR het rijbewijs naar aanleiding van hetzelfde feit ongeldig is verklaard.
Volgens raadsman Tjalling van der Goot heeft de ongeldigverklaring van het rijbewijs het karakter van straf. De Hoge Raad heeft eerder dit jaar ten aanzien van het alcoholslotprogramma (ASP) geoordeeld dat deze door het CBR opgelegde maatregel zodanig zwaar is dat deze met een straf kan worden gelijk gesteld. Omdat een strafbaar feit niet dubbel mag worden bestraft, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het OM in ASP-zaken geen recht meer heeft strafrechtelijk te vervolgen. Volgens de rechtbank gaat de vergelijking met ASP-zaken niet op omdat de ongeldigheid van het rijbewijs is opgelegd nadat op basis van medisch onderzoek is vastgesteld dat sprake is van alcoholafhankelijkheid en de maatregel dus geen direct gevolg is van het strafbare feit. “Indien bij de verdachte geen alcoholafhankelijkheid zou zijn vastgesteld, dan zou de uitkomst van het onderzoek naar de rijgeschiktheid anders hebben kunnen uitvallen.” Het feit dat volgens de verdediging de direct na het strafbare feit opgelegde schorsing van de geldigheid van het rijbewijs – zulks in afwachting van de resultaten van het medische onderzoek – wel een rechtstreeks gevolg van het strafbare feit is, ziet de rechtbank ook anders. Volgens de rechtbank is de schorsing een tijdelijke maatregel die geen sterke gelijkenissen vertoont met een strafrechtelijke vervolging.
De uitspraak is teleurstellend. Het is aan cliënten moeilijk uit te leggen is dat het OM niet mag vervolgen indien een alcoholslotprogramma is opgelegd en wel mag vervolgen nadat het rijbewijs ongeldig is verklaard. Bij een ASP mag de betrokkene immers nog blijven rijden, zij het onder voorwaarden. Bij een ongeldig verklaard rijbewijs is er daarentegen helemaal geen rijbevoegdheid meer. Onze cliënten ervaren een ongeldigverklaring van het rijbewijs door het CBR als veel zwaarder dan een ASP.
In een vonnis van 9 oktober jl. oordeelde de rechtbank in Arnhem dat strafrechtelijke vervolging na een door het CBR opgelegde ongeldigverklaring van het rijbewijs wel in strijd was met de beginselen van een goede procesorde. Het OM werd in die kwestie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Volgens de rechtbank in Arnhem is de bestuursrechtelijke maatregel gebaseerd op een identieke gedraging als de strafzaak. Ook de beschermde rechtsgoederen zijn vergelijkbaar (bevordering van de verkeersveiligheid). In beide procedures is sprake van een wezenlijke betalingsverplichting. In de bestuursrechtelijke procedure bij het CBR kan net als in de strafzaak sprake zijn van een wezenlijke inperking van de rijbevoegdheid.
De rechtspraak is dus divers. Het wordt tijd dat de Hoge Raad als hoogste rechtscollege hierover een uitspraak doet. Raadsman Van der Goot zal met zijn cliënten overleggen of hoger beroep wordt ingesteld.