Het gerechtshof in Arnhem heeft de 84-jarige heer H. K veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren waarvan twee jaren voorwaardelijk. Het hof acht bewezen dat onze cliënt zijn echtgenote heeft gedood in oktober 2013. De onvoorwaardelijke straf valt lager uit dan het vonnis in eerste aanleg. De rechtbank legde onze cliënt toen achttien maanden onvoorwaardelijke celstraf op. Het OM had in appel vijf jaren gevangenisstraf geëist.
Klik hier voor de uitspraak.
Onze cliënt verleende zorg aan zijn echtgenote. Bij de echtgenote was sprake van problemen met de ademhaling (COPD). Ook leed zij sinds enkele jaren aan de ziekte van Parkinson waardoor zij last had van tremoren. Verder werd bij haar in 2013 een progressief dementieel beeld (beginnende Alzheimer) geconstateerd. Het hof stelt voorop dat de jarenlange zorg voor zijn vrouw onze cliënt in toenemende mate zwaar viel en dat dit, mede gelet op zijn leeftijd, 84 jaren oud, en het gegeven dat de toestand van zijn vrouw met de jaren verslechterde, bij het hof geen verwondering wekt. Het hof oordeelt echter dat niet is gebleken van een euthanasie- of doodswens van de echtgenote.
Het hof overweegt verder: “Met zijn keus om de weigering van zijn vrouw om zorg van buiten te aanvaarden, te respecteren blokkeerde hij ook voor zich zelf een uitweg uit zijn dilemma. In Nederland verkeren vele mensen in een vergelijkbare moeilijke positie: de zorg voor hun dierbaren, die vanwege hun ziekte hulpbehoevend zijn geworden, uit handen geven of in ieder geval van de beschikbare alternatieven de minst kwade kiezen. Het hof is van oordeel dat verdachte dit ook had moeten en redelijkerwijs had kunnen doen en rekent hem dit sterk aan. Dat verdachte een meegaand karakter heeft en sommige hulpverleners, zoals de huisarts, in de ogen van verdachte te weinig actie ondernamen, maakt dat niet anders.”
Ten aanzien van de strafmaat oordeelt het hof dat de mantelzorg een zware wissel trok op het leven van onze cliënt, dat sprake is van een enigszins verminderde toerekenbaarheid, dat het recidiverisico laag is en dat cliënt reeds 84 jaar is en slechthorend waardoor detentie extra zwaar zal vallen. Bovendien is cliënt schuldbewust en hebben de nabestaanden cliënt vergeven. Om die redenen is een gevangenisstraf van drie jaren waarvan twee jaren voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaren.
De uitspraak houdt in dat cliënt één jaar gevangenisstraf moet ondergaan. Hiervan heeft hij in voorarrest reeds vier maanden doorgebracht. Cliënt zal dus nog acht maanden gevangenisstraf moeten doorbrengen. Raadsman Wim Anker zal zich inspannen om de resterende detentie te laten verlopen anders dan door een verblijf in een gesloten inrichting.
Binnen veertien dagen kan cassatie worden ingesteld.