De voorzitter van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (RSJ) heeft heden een nieuw verzoek tot schorsing van de beslissing om Robert M., hoofdverdachte in de Amsterdamse zedenzaak, onder 24-uurs cameratoezicht te plaatsen afgewezen. Twee weken geleden wees de voorzitter een verzoek om schorsende werking aan de ordemaatregel toe te kennen ook af. Markant is dat de psychiater in de PI thans heeft geadviseerd het toezicht op te heffen.
De verdediging verzocht na de laatste beslissing van de directeur van de PI om het cameratoezicht weer met twee weken te verlengen - ondanks de recente afwijzing op een eerder schorsingsverzoek - opnieuw om schorsende werking. Reden hiervoor was primair dat de inrichtingspsychiater inmiddels heeft geadviseerd om het cameratoezicht op te heffen. De directeur heeft dit advies naast zich neer gelegd. Bovendien zag de verdediging kansen om de beslissing te schorsen nu ook volgens de directeur geen sprake is van concrete aanwijzingen dat schade aan de gezondheid van cliënt zou kunnen optreden. Ook had de directeur tegen onze cliënt aangegeven dat het de bedoeling was het cameratoezicht te handhaven zolang de strafzaak loopt, hetgeen haaks staat op een – wettelijk voorgeschreven – periodieke en individuele afweging van alle relevante belangen en omstandigheden.
In de visie van de verdediging kan het niet zo zijn dat zonder aanwijzingen voor enig gevaar voor de gezondheid van cliënt en met een advies van een gedragsdeskundige tot opheffing van het toezicht, de ordemaatregel gehandhaafd blijft.
De voorzitter van de RSJ besliste heden echter anders.
Volgens de voorzitter is voor het verlengen van het cameratoezicht geen acute dreiging noodzakelijk. Niet gezegd kan worden - aldus de voorzitter - dat de beslissing van de directeur in strijd is met de wet dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing moet worden overgegaan.
De voorzitter wijst in zijn beslissing op het feit dat hij de directeursbeslissing slechts marginaal mag toetsen. Het zou dus kunnen dat in de bodemprocedure te zijner tijd het beklag of beroep alsnog gegrond wordt verklaard. Vooralsnog blijft het permanente cameratoezicht dus gehandhaafd.
Nu het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van het cameratoezicht is afgewezen, zal de procedure bij commissie van toezicht binnen de PI moeten worden afgewacht. Het kan enkele weken tot maanden duren alvorens op het beklag wordt beslist. Indien het beklag ongegrond wordt verklaard, kan tegen die beslissing zonodig beroep worden ingesteld bij de beroepscommissie van de RSJ.
In zijn beslissing van 27 september jl. oordeelde de voorzitter van de RSJ onder meer: Denkbaar is dat naarmate de detentie langer duurt de belangenafweging anders, in het voordeel van verzoeker, dient uit te vallen (…)”. Cliënt stelt psychisch veel last te hebben van het permanente toezicht.