De Rechtbank Amsterdam wees op 14 oktober 2011 een opmerkelijk vonnis. De rechtbank overwoog dat zij zich in de zaak die aan haar was voorgelegd niet gebonden achtte aan het bepaalde in artikel 63 Sr. Het ging in die zaak om oude feiten uit 1996. De verdachte kwam eerst recentelijk in beeld in verband met enige tot dan toe onopgeloste verkrachtingen. Door DNA-hits kon de verdachte gelinkt worden aan die zaken.
Na 1996 werd verdachte in andere zaken veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor de duur van in totaal vijftien jaren en negen maanden.
Het Openbaar Ministerie vorderde in de zaak die leidde tot het vonnis van 14 oktober jl. een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar en drie maanden, zulks met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 57 Sr en 63 Sr. Dit was de maximale straf die (gelet op deze bepalingen) nog kon worden opgelegd. De Rechtbank Amsterdam legde nochtans een gevangenisstraf op voor de duur van tien jaren. Door aldus te beslissen handelt de rechtbank naar onze mening in strijd met de wet.
Artikel 63 Sr is een theoretische samenloopbepaling die dient ter bescherming van de belangen van de verdachte. De samenloopbepalingen die voorschrijven dat bij samenloop slechts een beperkte cumulatie van straffen plaatsvindt, worden van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit artikel stond in 1886 al in ons Wetboek van Strafrecht en luidt thans als volgt: “Indien iemand, nadat hem een straf is opgelegd, schuldig wordt verklaard aan een misdrijf of een overtreding voor die strafoplegging gepleegd, zijn de bepalingen van deze titel voor het geval gelijktijdig straf wordt opgelegd van toepassing.” De bepaling maakt geen onderscheid ten aanzien van de redenen waarom geen gelijktijdige berechting heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de wet toe te passen en kan deze niet ter zijde stellen indien het resultaat van toepassing ervan haar in een concrete zaak niet bevalt.
Wat de Rechtbank Amsterdam nu doet gaat de rechtsvormende taak van de rechter te boven. De rechtbank had de eis van het Openbaar Ministerie kunnen volgen en in een overweging ten overvloede duidelijk kunnen maken hoe zij in deze zaak worstelde met de strikte en onverkorte toepassing van artikel 63 Sr. Langs die weg had de discussie vervolgens kunnen ontstaan.
De rechtbank noemt ook als argument om artikel 63 Sr buiten spel te zetten de gewijzigde houding in het strafrecht ten aanzien van slachtoffers. Zij gaat hiermee en hierdoor op de stoel van de wetgever zitten.
Al met al gaat het hier naar onze mening om een interessant doch onjuist vonnis.
Jan Boksem
Hans Anker
Wim Anker