De verdediging van Robert M. heeft op woensdag 26 maart jl. in hoger beroep bepleit dat Robert M, de hoofdverdachte in de Amsterdamse zedenzaak, van vrijwel alle feiten moet worden vrijgesproken. Indien het gerechtshof dit verweer zou passeren heeft de verdediging bepleit dat aan onze cliënt een korter durende gevangenisstraf zou moeten worden opgelegd, nu naast een lange gevangenisstraf ook een tbs-maatregel wordt opgelegd. Eerder op de dag had het openbaar ministerie geëist dat alle feiten bewezen worden verklaard en dat aan cliënt een gevangenisstraf van twintig jaren en tbs met dwangverpleging wordt opgelegd.
De eis van het OM is gelijk aan de eis in eerste aanleg. De rechtbank verklaarde in mei vorig jaar alle feiten bewezen en legde aan cliënt een gevangenisstraf van achttien jaren en tbs op. Zowel het OM als de verdediging gingen tegen het vonnis in hoger beroep.
Raadsman mr. Tjalling van der Goot betoogde dat de politie vlak na de aanhouding van cliënt in december 2010 de woning op een onrechtmatige wijze heeft doorzocht. Tijdens die doorzoeking is beeldmateriaal aangetroffen. Vanwege de onrechtmatige doorzoeking kan dit materiaal niet voor het bewijs worden gebruikt. Ten aanzien van de feiten waarin geen beelden als ondersteunend bewijs aanwezig zijn, is volgens de raadsman onvoldoende bewijs voorhanden om op basis van het in de wet verankerde bewijsminimum tot een bewezenverklaring te komen. De wet regelt dat een enkele bekentenis van een verdachte niet voldoende is om tot het bewijs te komen.
Voorzover het hof de bewijsverweren verwerpt, heeft raadsman mr. Wim Anker betoogd dat rekening moet worden gehouden met onder meer de coöperatieve houding van onze cliënt, de verzwaarde detentiesituatie, de mate en wijze van berichtgeving in de media en de rol van autoriteiten. Bovendien is sprake van verminderde toerekenbaarheid, hetgeen tot een lagere straf moet leiden. Indien desondanks een langdurige gevangenisstraf wordt opgelegd, is voorgesteld om in de uitspraak een advies op te nemen omtrent plaatsing in een tbs-kliniek op een moment dat eerder ligt dan na de gebruikelijke ommekomst van 2/3 van de straf.
Op donderdag 28 maart krijgen zowel het OM als de verdediging gelegenheid om op elkaars standpunten te reageren. Cliënt krijgt daarna het laatste woord. De zitting vangt aan om 9.30 uur.
Het hof doet uitspraak op 26 april a.s.