De tot levenslang veroordeelde 54-jarige Engelsman Daniel S. heeft heden aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad gevraagd om nader onderzoek in zijn zaak te verrichten. Zijn raadsman mr. Tjalling van der Goot maakt daarmee gebruik van een per 1 oktober jl. in de wet opgenomen mogelijkheid om een nader onderzoek te laten instellen naar de aanwezigheid van gronden voor een eventueel later in te dienen herzieningsverzoek bij de Hoge Raad. Voor herziening zijn - kortweg - nieuwe feiten of omstandigheden noodzakelijk die, als de rechter daarmee ten tijde van de uitspraak bekend was geweest, zouden hebben geleid tot een vrijspraak. Het gerechtshof in Leeuwarden legde in 2006 onze cliënt de hoogste mogelijke straf op in verband met een moord op de Groninger leraar Gerard Meesters in 2002. Cliënt heeft het feit altijd ontkend.
De verdediging is steeds van mening geweest dat in deze zaak geen veroordeling had mogen volgen. De bewezenverklaring kent een fragiele basis. Zo zijn er geen sporen die cliënt aan het strafbare feit linken. Ook zijn er geen getuigen die cliënt of een op cliënt gelijkende persoon hebben gesignaleerd op de dag van de moord. De medeverdachte Steven B, die zelf onherroepelijk veroordeeld is wegens medeplichtigheid aan de moord tot acht jaren gevangenisstraf, heeft wel belastende verklaringen over cliënt afgelegd. Deze getuige had echter een belang om cliënt te belasten. Ter zitting van het gerechtshof destijds verklaarde deze getuige enkel te blijven bij zijn eerste verklaring(en) en wilde verder geen vragen beantwoorden.
In 2010 zijn op verzoek van de verdediging door de politie enkele getuigen gehoord. Het betreffen personen die met Steven B. contact hebben gehad gedurende zijn periode in het huis van bewaring. In de visie van de verdediging komen de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van Steven B. door deze getuigenverklaringen verder onder druk te staan.
Enkele maanden geleden oordeelde het EHRM dat indien een bewezenverklaring uitsluitend of in overwegende mate is gebaseerd op de verklaring van één getuige, het recht op een eerlijk proces is geschonden indien deze getuige niet effectief kan worden ondervraagd. Dat is onder meer het geval indien de getuige zich beroept op zijn zwijgrecht of enkel verklaart te blijven bij zijn bij de politie afgelegde verklaringen. Een soortgelijke situatie doet zich in de zaak van Daniel S. ook voor.
Het verzoek aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad is drieërlei. In de eerste plaats wordt gevraagd om het horen van de medeverdachte Steven B. Hij is inmiddels afgestraft en kan niet meer vervolgd worden. Hij heeft om die reden geen strafprocessueel belang meer bij het onnodig belasten van cliënt. Daarnaast wordt verzocht om nog een getuige te horen die contacten heeft gehad met Steven B. gedurende de periode dat laatstgenoemde in het Huis van Bewaring gedetineerd was. Beiden zouden ook over de moord in Groningen hebben gesproken. Tot slot slaat het verzoek op het horen van de vermeende leider van de organisatie, de Engelsman Robert D., waarvan het openbaar ministerie steeds heeft gesteld dat deze aan cliënt de opdracht zou hebben gegeven om de moord uit te voeren. Deze vermeende leider is destijds in de strafzaak tegen cliënt niet gehoord. Hij is in 2008 aangehouden in het buitenland en zou volgens informatie sindsdien zijn gedetineerd.
Volgens de wet beslist de procureur-generaal zo spoedig mogelijk op het verzoek.