Een jaar geleden startte de politie IJsselland met een soortgelijk project. Toen werden camera´s boven de A28 bij Zwolle opgehangen. Die gegevens worden echter slechts zeven dagen bewaard.
Naar mijn mening biedt de wet geen grondslag voor deze handelwijze van de politie. Het handelen van de politie is dus onrechtmatig.
De politie baseert zich tot dusver op artikel 2 van de Politiewet 1993. Op basis van dit artikel is de politie – onder meer – bevoegd tot “daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde”. Bovendien moet deze handhaving “in overeenstemming met de geldende rechtsregels” zijn. De vraag kan zijn of het registreren van gegevens dor middel van camera´s onder opsporing of onder controle valt.
Het hoogste rechtscollege in Nederland, de Hoge Raad, heeft zich in het recente verleden over de reikwijdte van artikel 2 Politiewet 1993 uitgelaten. Volgens de Hoge Raad bevat artikel 2 slechts een algemene taakomschrijving voor de politie. Het artikel mag niet als een algemene bevoegdheid om op te sporen worden aangemerkt.
Indien de camerabeelden worden gebruikt om te checken of voertuigen verzekerd zijn, of de houder van het voertuig een rijbewijs heeft of dat het voertuig anderszins in verband kan worden gebracht met een strafbaar feit, dan is de politie naar onze mening bezig met opsporen. Dat sprake is van opsporen wordt bovendien in De Volkskrant expliciet bevestigd door de politie Rotterdam-Rijnmond. Artikel 2 van de Politiewet 1993 biedt hiervoor dus geen basis.
Maar ook indien geen sprake is van opsporing maar slechts van controle, kan artikel 2 geen grondslag bieden. In de eerste plaats niet omdat het artikel voor een dergelijke ingrijpende maatregel te vaag en te algemeen is geredigeerd. Bovendien blijkt uit de wetstekst dat handhaving van de rechtsorde enkel mogelijk is in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Door het stelselmatig filmen van voertuigen met de bijbehorende kentekens, wordt echter inbreuk gemaakt op de geldende privacywetgeving. Ook het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) noemde volgens De Volkskrant eerder de registratie door de politie IJsselland “onaanvaardbaar”. Er is dus helemaal geen overeenstemming met de geldende rechtsregels.
Kortom, artikel 2 van de Politiewet 1993 is geen basis voor het registreren en analyseren van alle kentekens. Daarvoor is een specifieke wettelijke bevoegdheid noodzakelijk. Nu die er niet is, zal de wet moeten worden aangepast.
In 2008 heeft de minister van justitie mr. Hirsch Ballin nog laten weten dat de wettelijke basis nog niet geheel duidelijk is. Naar mijn mening had er op dit punt eerst een deugdelijk onderzoek moeten plaatsvinden. Nu is het zo dat eerst wordt geschoten om vervolgens de roos te tekenen!
Steun voor bovengenoemde visie is te vinden in een uitspraak van het Duitse Bundesverfassungsgericht van 11 maart 2008 over deze kwestie. Een vergelijkbare situatie als in Nederland speelde in Duitsland in Hessen en Sleeswijk-Holstein. Aldaar was wel een onderliggende regeling, doch deze werd door het Bundesverfassungsgericht niet als voldoende basis bestempeld om een dergelijk grote inbreuk op de privacy van vele burgers, die nog niet als verdachte gelden, te rechtvaardigen.
Mocht op basis van de huidige wetgeving de registratie van kentekens leiden tot het opsporen van een strafbaar feit en tot een verdachte, kan de verdachte ter terechtzitting een beroep doen op onrechtmatig verkregen bewijs. Het is zaak dat alle verkeersdeelnemers tegen deze opsporingsmethode worden beschermd.
Mr. Tjalling van der Goot