Cliënt ontkent ten stelligste zich aan een strafbaar feit te hebben schuldig gemaakt. Volgens cliënt is het slachtoffer van de trap gevallen en nadien in de woonkamer nog eens met het hoofd tegen de tafel. Het kwam vaker voor dat het slachtoffer flauw viel.
Cliënt was niet ter terechtzitting aanwezig. Begin 2005, dus reeds na enkele maanden na het feit, is hij door de rechtbank uit de voorlopige hechtenis geschorst. Cliënt heeft tot het vonnis van de rechtbank in april 2007 vrij rondgelopen. De rechtbank heeft bij vonnis de schorsing opgeheven. Ten tijde van de uitspraak van de rechtbank verbleef cliënt voor zijn werk in het buitenland. Nadat hem de veroordeling bekend werd, heeft hij de keuze gemaakt niet naar Nederland terug te keren. Hoewel hij zich daarmee strikt genomen onttrekt aan een veroordelend vonnis, stelt cliënt dat hij bij terugkeer direct zou worden aangehouden. Nu cliënt verklaart onschuldig te zijn, zou terugkeer naar Nederland een in zijn ogen volstrekt onterechte detentie inhouden. Om die reden heeft cliënt het hoger beroep in het buitenland afgewacht. Een verzoek op voorhand aan het OM van de verdediging om cliënt ten behoeve van het bijwonen van de terechtzitting een ´vrijgeleide`te geven, is afgewezen.
De verdediging is gevoerd door mr. Tjalling van der Goot. Hij bepleitte cliënt vrij te spreken. Hij verwees onder meer naar NFI-onderzoeken waaruit volgt dat geen doodsoorzaak kan worden aangewezen. De in de woonkamer aangetroffen bloedsporen passen volgens de raadsman bij hetgeen cliënt heeft verklaard. De verdediging heeft diverse argumenten benoemd waarom geen sprake kan zijn van eerwraak en waarom de belastende verklaringen van de schoonzus en zwager niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
Het hof doet uitspraak op 9 april a.s. om 14.00 uur.