De Telegraaf meldt: “Slachtoffers en nabestaanden moeten ruim baan krijgen om te vertellen wat hun is aangedaan nadat een dader schuldig is bevonden, maar voordat de strafeis wordt bepaald. De rechtbank in Amsterdam start mogelijk nog dit jaar een proef waarbij het spreekrecht drastisch op de schop gaat. Vicepresident Korthals Altes van de strafkamer van de rechtbank in Amsterdam is met het openbaar ministerie en de rechtbank in gesprek over de opzet, waarbij slachtoffers nadat een verdachte schuldig is verklaard vrijuit hun zegje mogen doen. “
Allereerst de juridische haalbaarheid. De wet bepaalt dat alle rechterlijke beslissingen bij één einduitspraak moeten worden gedaan. Een verdachte wordt voor onschuldig gehouden totdat de rechter zijn schuld bewezen heeft verklaard. In het voorstel van de rechtbank in Amsterdam wordt als het ware het proces opgesplitst in twee fasen. In de eerste fase wordt de schuld vastgesteld en in de tweede fase, nadat de verdachte schuldig is verklaard, wordt aan slachtoffers en nabestaanden het recht gegeven te spreken over de gevolgen van de daad. De Hoge Raad heeft echter in tal van uitspraken geoordeeld dat een dergelijk ‘twee-fasenproces’ in strijd is met de wet. Het is dus juridisch niet mogelijk.
Maar aanpassing van de wet is ook niet realistisch. Zo wekt het bevreemding dat de proef wordt gedaan slechts enkele weken nadat de wet ten gunste van benadeelden en slachtoffers is gewijzigd. Per 1 januari 2011 is op vele punten de positie van het slachtoffer versterkt. Zo heeft het slachtoffer bijvoorbeeld recht op informatie over de strafzaak en een sterker recht op kennisneming van het procesdossier. Ook heeft hij invloed op de inhoud van het strafdossier. Aan deze wetswijziging is ruim vijf jaren gesleuteld. Waarom zo snel, nadat de wet ten aanzien van de rechten van slachtoffers aanzienlijk op de schop is gegaan, kennelijk als onvoldoende wordt beschouwd is niet duidelijk.
Daar komt bij dat slachtoffers al jaren een spreekrecht hebben. Zo kunnen ze nu reeds de rechtbank vertellen welke gevolgen het feit voor hen heeft gehad. Het enkele feit dat in een ‘twee-fasenproces’ het slachtoffer de verdachte (inmiddels veroordeelde) rechtstreeks kan aanspreken overtuigt niet. Voor de rechterlijke beslissing maakt het immers niet uit of het slachtoffer direct de verdachte mag aanspreken. Het is hooguit van belang voor het gemoed van het slachtoffer zelf. Dat kan ook buiten de zittingszaal om. Sterker nog, in de recent ingevoerde wet ter versterking van de positie van het slachtoffer is de mogelijkheid gecreëerd om nadere regels te stellen om te bemiddelen tussen dader en slachtoffer. Overigens heeft de officier van justitie als taak om mede de belangen van slachtoffers te dienen en de verdachte aan te spreken op zijn daad.
Tot slot geldt een praktisch punt, het geld. In de rechtspraak wordt stevig bezuinigd. Bovendien is sprake van een enorme druk op zittingscapaciteit. Indien strafzaken worden opgesplitst in twee delen, zullen de kosten omhoog gaan en zal een nog groter beslag op zittingsruimte bij de rechtbanken worden gelegd. Wie zal dat betalen?
Kortom, een aardig initiatief maar verre van reëel.
Mr. Tjalling van der Goot