Gedetineerden moeten na een gevangenisstraf geleidelijk terug de samenleving in. Dat is goed voor de veroordeelde en goed voor de samenleving. Het nieuwe voorstel van Minister voor Rechtsbescherming Dekker haalt een tientallen jaren goed functionerende regeling overhoop. Volgens Wim Anker vandaag in het radioprogramma op NPO 2 Ruud in de Middag laat de minister zijn oren hangen naar slachtoffers en nabestaanden. Anker is fel tegenstander van het voorstel om de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) ten nadele van veroordeelden aan te passen. “Het evenwicht is verstoord.”
Klik hier voor het interview (vanaf 37.40 tot 42.00).
In de huidige wettelijke regeling komt het er op neer dat een veroordeelde die tot een gevangenisstraf van twee jaren of meer is veroordeeld na ommekomst van tweederde van de gevangenisstraf onder voorwaarden in vrijheid wordt gesteld. Aan deze VI worden allerlei voorwaarden gesteld, bijvoorbeeld begeleiding door de reclassering. Die voorwaarden zijn van belang om een veroordeelde geleidelijk te laten terugkeren in de maatschappij. Een persoon die een gevangenisstraf van vijftien jaren opgelegd heeft gekregen, wordt dus in beginsel na tien jaren onder voorwaarden vrijgelaten. Dat systeem functioneert zonder problemen. Minister Dekker heeft nu echter aangekondigd dat de duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling maximaal twee jaar zal zijn. In het voorbeeld van hiervoor zal de veroordeelde die vijftien jaren cel heeft gekregen niet na tien maar pas na dertien jaren voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Een forse verzwaring van de straf dus. De minister heeft hierbij opgemerkt “dat het richting slachtoffers vaak moeilijk te rechtvaardigen is dat veroordeelden vaak al na tweederde van hun straf vrijkomen.”
Volgens Anker haalt Dekker daarmee een streep door een goed functionerende regeling, die bovendien al tientallen jaren bestaat. De samenleving is gebaat bij het voorkomen van herhaling. Om die reden moet de veroordeelde juist geleidelijk en onder voorwaarden kunnen terugkeren in de samenleving. Door de duur van de VI te maximeren, wordt gelijk ook de duur om veroordeelden te begeleiden en zo nodig hun gedrag te beïnvloeden fors verminderd. Overigens bestaat het gevaar dat de minister symboolwetgeving voorstelt omdat rechters weten dat een verdachte aan wie vijftien jaren gevangenisstraf wordt opgelegd feitelijk tien jaren moet ondergaan. “Rechters maken een rekensommetje.” Indien rechters weten dat een verdachte bij een dergelijke gevangenisstraf drie jaren langer moet zitten, zullen rechters een lagere straf gaan opleggen.
Anker stelt dat de Minister voor Rechtsbescherming tot dusver heeft laten zien weinig oog te hebben voor de rechtspositie van verdachten en veroordeelden. “Hij kijkt alleen naar veiligheid, naar slachtoffers en naar nabestaanden. De grens is bereikt. Het evenwicht is allang verstoord. We zijn niet gelukkig met deze minister tot nu toe.”
De raadsman voegt aan zijn kritiek op het nieuwe voorstel toe dat strafadvocaten vechten, strijden en knokken voor de belangen van hun cliënten die het in het huidige politieke klimaat al jaren erg moeilijk hebben. Daarom zijn advocaten meer dan nodig om de balans te bewaren.