De rechtbank in Rotterdam heeft het voorarrest van een 59-jarige man uit Schiedam in de zogeheten Rotterdamse prostitutiemoorden-zaak verlengd. Daarmee wezen de rechters een verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdediging af. Raadsman Jan Boksem voerde ter zitting op 8 maart jl. aan dat uit het onderzoek louter blijkt dat dna-sporen bij twee slachtoffers. De cliënt heeft verklaard destijds regelmatig seksueel contact te hebben gehad in de open lucht. Volgens Boksem wordt met de aanwezigheid van spermasporen geen moord bewezen, hooguit een seksueel contact.
De rechtbank wees wel het verzoek van advocate Hilde Terpstra toe om nader onderzoek te doen naar dna-sporen. Het NFI moet nu beoordelen of onderzoek naar de sporen nog kan plaatsvinden. Daarnaast zal het NFI moeten rapporteren op welk tijdstip de slachtoffers zijn overleden. Dit onderzoek is van belang omdat naast sporen van cliënt ook sporen van een onbekende man zijn aangetroffen. Raadsvrouwe Hilde Terpstra wil nog twee onopgeloste Rotterdamse moorden bij het onderzoek betrekken: die op Mientje van Balkom (1989) en Jeanette Sip (1999). Onze cliënt wordt daar niet aan gekoppeld, omdat er geen sporen van hem bij deze slachtoffers zijn gevonden. Wel weer van een onbekende persoon. De verdediging wil nu weten: zou het kunnen dat al die moorden aan één of meerdere onbekende(n) moeten worden toegeschreven?
Onze cliënt wordt verdacht van betrokkenheid bij de gewelddadige dood van een tweetal prostituees in 1990 en 1991 in Rotterdam. Beide vrouwen werden destijds gedeeltelijk ontkleed aangetroffen; ze waren met messteken om het leven gebracht. Onze cliënt ontkent betrokkenheid bij de moorden.
Het is nog niet bekend wanneer de behandeling van de zaak wordt voortgezet.