Gisteren kondigde minister Dekker van Rechtsbescherming aan om de rechten van slachtoffers in een strafzaak uit te breiden. Zo stelt hij dat verdachten van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven verplicht aanwezig moeten zijn als slachtoffers gebruik maken. Daarnaast wordt de kring van spreekgerechtigden uitgebreid met stiefouders en wil de minister slachtoffers en nabestaanden spreekrecht geven indien de rechter moet oordelen indien de verpleging van een tbs-gestelde voorwaardelijk kan worden beëindigd.
In het NOS Radio 1 Journaal van 22 februari jl. stelde de bewindspersoon dat het “met regelmaat” voorkomt dat verdachten “bij wijze van spreken in hun cel achterblijven” en slachtoffers in de rechtszaal aankijken tegen een lege stoel. Bovendien stelde hij dat de uitbreiding van de rechten van het slachtoffer noodzakelijk is omdat de positie van het slachtoffer de afgelopen jaren lange tijd een blinde vlek is geweest.
Tjalling van der Goot is door de Leeuwarder Courant gevraagd te reageren. Klik hier voor het artikel. Hij zegt hierover het volgende.
,,Minister Dekker vindt dat er te lang een blinde vlek voor slachtoffers is geweest in de rechtszaal. Dan denk ik: die man heeft de afgelopen jaren in een cocon geleefd”, zegt strafrechtadvocaat Tjalling van der Goot. ,,Sinds 2005 is hun positie in de rechtszaal alleen maar uitgebreid. Die ruimte is ten koste gegaan van verdachten. Het spreekrecht voor slachtoffers is al veel te ver doorgeschoten. Ze kunnen nu al sturend optreden omdat ze zich mogen uitspreken over de bewijslast.''
Nu wil de minister ook nog dat verdachten verplicht aanwezig zijn als een slachtoffer wat wil zeggen. Dat is ten eerste in tegenspraak met het recht van de verdachte om niet te verschijnen. En ten tweede wordt er geen probleem mee opgelost. Ik heb als strafrechtadvocaat nog nooit meegemaakt dat een cliënt er niet was, terwijl er wel een slachtoffer was dat wat wilde zeggen. Het is zo populistisch allemaal.
Sowieso is het gek dat een verdachte, waarvan dus nog niet vaststaat dat hij dader is, moet luisteren naar een vermeend slachtoffer van iets waarvoor de verdachte twee weken later wellicht wordt vrijgesproken. Dan wil de minister ook nog dat slachtoffers mogen spreken op het moment dat de tbs van een veroordeelde voorwaardelijk wordt beëindigd. Dat is een juridisch-medische kwestie. Wat is de volgende stap? Dat we de beslissing over het wel of niet terug laten keren in de maatschappij in handen leggen van het slachtoffer?'''
Het vermoeden van symboolwetgeving voor wat betreft de verplichte verschijning van de verdachte lijkt de worden bevestigd door een slachtofferadvocaat die in het artikel aan het woord is gelaten. Deze zegt: “Ik heb zelf nog nooit meegemaakt dat een verdachte er niet was, terwijl een cliënt van me wel iets wilde zeggen.''
Overigens wordt door de minister consequent gesproken over slachtoffers. In de praktijk blijkt niet zelden dat een slachtoffer geen slachtoffer blijkt te zijn omdat de door het ‘slachtoffer’ benoemde feiten toch anders blijken te zijn. De term ‘aangever’ of 'spreekgerechtigde' doet meer recht.