Het openbaar ministerie heeft vandaag laten weten dat per 1 december a.s. een nieuwe Aanwijzing opsporingsberichtgeving in werking treedt. Op die datum vervalt de oude Aanwijzing. In de Aanwijzing is geregeld wanneer opsporingsberichten mogen worden gepubliceerd. Hieronder vallen – zo valt in de Aanwijzing te lezen – “opsporingsberichten in woord en beeld die door politie en openbaar ministerie uitgezonden en verspreid worden via de media, van billboards tot sociale media.” De Aanwijzing rekt bevoegdheden op en lijkt haar doel voorbij te schieten, ten koste van burgers.
Het OM zelf is blij met de nieuwe regeling. Hoofdofficier van justitie Greive - met de portefeuille opsporingsberichtgeving - zegt in De Telegraaf onder meer: "We leven in een moderne tijd. Je weet dat er overal camera's hangen. Dan moet je ook niet gaan klagen als je een misdrijf pleegt en de beelden worden gebruikt". Dat is wel heel zwart-wit. Alsof iedere burger maar moet dulden dat hij in een criminele context op internet circuleert, enkel omdat hij weet dat er veel camera’s in de stad hangen.
In het algemeen valt zeker te begrijpen dat in enkele gevallen alleen met behulp van het publiek gezochte misdadigers kunnen worden aangehouden. Om die reden worden al jaren bij politiebureau´s posters met foto´s van gezochte personen opgehangen. Daar is ook niet zoveel mis mee. Maar de nieuwe Aanwijzing gaat veel verder.
Ik meen dat er een wezenlijk onderscheid moet worden gemaakt tussen het publiceren van persoonsgegevens van voortvluchtige veroordeelden enerzijds en die van verdachten anderzijds. In de eerste categorie heeft een onafhankelijke rechter geoordeeld dat de persoon schuldig is. Inherent aan ons rechtsgevoel is dat een veroordeelde zijn straf moet ondergaan. Als hij de straf probeert te ontlopen, neemt hij de kans op de koop toe dat dit soort opsporingsberichten worden gepubliceerd. Publicatie valt dan te billijken. In de tweede categorie ligt dat anders. Er is geen rechter die de schuld heeft vastgesteld. Een verdachte is nog geen dader en niet zelden blijkt ook dat de rechter een verdachte vrijspreekt. Behoedzaamheid is geboden bij nog niet veroordeelde verdachten om onnodige schade in de persoonlijke levenssfeer te voorkomen.
Nu kan ik een boom opzetten over de vraag of het überhaupt gewenst is dat (sociale) media worden ingezet bij de opsporing, dat verdachten nog geen daders zijn, dat ook wel eens een verkeerde verdachte wordt vermeld, dat een veroordeelde te zijner tijd weer terugkeert in de maatschappij en dat onnodige schade voor de privacy van de verdachte voorkomen moet worden. Die boom laat ik nu liggen. Ik wil twee verschillen belichten tussen de huidige en de aanstaande Aanwijzing.
In de nieuwe Aanwijzing wordt niet meer expliciet genoemd dat opsporingsberichtgeving een ultiem middel is dat alleen wordt ingezet indien andere middelen geen resultaat hebben gehad. Het OM heeft kennelijk hiermee het beleid willen loslaten dat publicatie van persoonsgegevens in de media alleen maar mogelijk en verantwoord is als andere (lichtere) middelen zijn uitgeput of tot niets hebben geleid. Dat is geen goede ontwikkeling. Klaarblijkelijk wil het OM hiermee tonen dat het middel vaker en sneller zal worden ingezet bij verdachten. Dat zal leiden tot meer ‘miskleunen’ voor ten onrechte als verdachte neergezette personen. Leg in een sollicitatieprocedure maar eens uit dat jouw foto achteraf ten onrechte door de politie in de media is verspreid.
Het tweede wezenlijke verschil is dat in de nieuwe Aanwijzing is geregeld dat als er “aanwijzingen” zijn dat een persoon een ernstig misdrijf zal plegen ook opsporingsberichtgeving kan worden toegepast. In de huidige regeling staat nog dat er een reële kans moet bestaan dat een “verdachte/veroordeelde” een strafbaar feit zal begaan. Niet alleen betekent dit dat er in de nieuwe situatie geen sprake meer hoeft te zijn van een ‘verdachte’ en du ook niet van een redelijk vermoeden van schuld, maar ook dat enkel ‘aanwijzingen’ reeds voldoende zijn. De lat ligt vanaf 1 december a.s. dus aanzienlijk lager. Een reële kans op een strafbaar feit is niet vereist en personen hoeven niet meer verdachte te zijn.
Een misdrijf moet worden opgelost, zo vaak als dat kan. Ook ik ben daar een voorstander van. Maar een vastgelopen of onvolledig opsporingsonderzoek mag nooit een reden zijn voor het onvoorzichtig omspringen met gegevens die diep inbreken in de persoonlijke levenssfeer. Ik klamp me maar vast aan het feit dat de wet – zowel in de huidige als in de aanstaande situatie - regelt dat een zorgvuldige belangenafweging aan publicatie vooraf moet gaan. Gebeurt dit niet, dan kan dit als een vormverzuim in het voorbereidende onderzoek in de strafzaak worden gezien. En vormverzuimen kunnen door de rechter worden gesanctioneerd. Rechters zijn beroepshalve kritisch. Ik hoop dat ook de nieuwe Aanwijzing in gevallen waarin het OM ruimhartig gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheden op grond van de nieuwe Aanwijzing door rechters kritisch tegen het licht zal worden gehouden. Als niet vooraf goed wordt getoetst, dan maar achteraf.
Tjalling van der Goot