De verdediging stelt geen hoger beroep in tegen de uitspraak van het gerechtshof in Leeuwarden in de strafzaak na het dodelijke verkeersongeval in Jirnsum in april 2016. Een inmiddels 20-jarige verdachte uit Jirnsum is door het hof op 24 augustus jl. veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden (gedragstraining), en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is een rij-ontzegging van drie jaren opgelegd. Het hof acht bewezen dat cliënt zeer onvoorzichtig heeft gereden waardoor één persoon zwaar lichamelijk letsel heeft gekregen en een 14-jarig meisje is komen te overlijden.
Op 13 april 2016 heeft cliënt met diens auto de controle over het voertuig in een bocht verloren. In de auto reed een drietal jongeren met cliënt mee. Het hof oordeelt dat cliënt op de bewuste dag van het ongeval zijn rijgedrag niet heeft aangepast terwijl hij voorafgaande aan de fatale bocht wetenschap had van het feit dat zijn auto snel uitbrak. Het hof kwalificeert dit gedrag als zeer onvoorzichtig. Het hof sprak cliënt vrij van roekeloos rijgedrag. Het feit dat het dodelijke slachtoffer geen verkeersgordel droeg, kan volgens het hof niet bijdragen aan het ontstaan (wel aan de ernst van de gevolgen) van het ongeval. Cliënt is van dit onderdeel vrijgesproken. Ook is cliënt vrijgesproken van schuld aan zwaar lichamelijk letsel bij één van de inzittenden omdat het dossier onvoldoende informatie bevat over de aard en omvang van het letsel.
Het hof oordeelt dat cliënt na afloop van het ongeval ongelukkig heeft gereageerd op Facebook, maar dat geen sprake is van kwade intenties.
De rechtbank legde aan cliënt een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op. Het OM ging tegen deze uitspraak in hoger beroep. Het OM eiste ter zitting in hoger beroep een forse gevangenisstraf, te weten veertien maanden waarvan zes voorwaardelijk. Deze eis is door het hof niet gevolgd. “In de aard van het feit, verdachtes jeugdige leeftijd en zijn persoonlijke omstandigheden, ziet het hof echter aanleiding om de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf fors te matigen.” Het hof wenst echter niet – zoals bepleit door raadsman Tjalling van der Goot en opgelegd door de rechtbank in eerste aanleg – geheel af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. “Op deze wijze beoogt het hof een grotere mate van bewustwording bij verdachte en een blijvend positief effect op verdachtes rijgedrag te bewerkstelligen.”
Cliënt is teleurgesteld in het feit dat aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd. Anderzijds ziet ook hij dat de straf aanzienlijk milder is dan geëist. Bovendien oordeelt ook het hof – net als eerder de rechtbank – dat ook cliënt grote gevolgen ondervindt. Cliënt heeft oog voor de belangen van de nabestaanden en de slachtoffers en verwacht dat deze hechten aan een einde van de strafzaak. Ook cliënt zelf wenst duidelijkheid en heeft deze na de uitspraak van het hof gekregen. Om die reden heeft hij vandaag zijn raadsman laten weten geen beroep in cassatie in te stellen. Indien ook het OM geen beroep in cassatie instelt, is daarmee de strafzaak afgelopen en de uitspraak definitief.
Cliënt en diens ouders spreken (nogmaals) de hoop uit dat tussen zij met en de nabestaanden en slachtoffers te zijner tijd in gesprek komen en dat de verhoudingen in Jirnsum e.o. zullen normaliseren. Wellicht kan het einde van de strafzaak daaraan bijdragen.