In de Nieuwe Revu van afgelopen week is een interview geplaatst met Hans en Wim Anker. Onder de kop ‘Pretpleiters’ spreken de beide mannen over principes in hun beroep en over de nodige ontspanning privé.
Klik hier voor het volledige interview. Hieronder volgen enkele citaten.
“Rondom de beide strafrechtadvocaten hangt dikwijls een sfeer van elkaar de gek aansteken, scherpe humor, plezier maken en gezellig wat drinken. Hun kantoor omschreven ze gekscherend eens als ‘Anker & Anker, voor al uw misdaden’.
Ondervinden de mannen in hun bitter serieuze beroep weleens hinder van hun gezelligheidsimago? (…) Met humor kun je in de zittingszaal niet aankomen, terwijl lachen en vrolijkheid wel een belangrijk deel; van ons karakter bepalen. In onze privésituatie reageren we ons af door juist volstrekt andere dingen te doen. Natuurlijk, als de rechter een uitspraak doet die voor ons gunstig uitvalt, hebben we de neiging om dat te gaan vieren. Maar dat doen we nooit. We blijven ingetogen, want er zitten nabestaanden of gedupeerden in de zaal. (…) Pas in de advocatenkamer kunnen we iets van onze blijdschap laten zien. We moeten ons altijd inhouden. Als we op de tribune zitten bij sc Heerenveen, hoeven we ons voor niemand in te houden.
Hans: Nu iedereen in zijn smartphone een camera bij zich heeft, moeten we wat meer op onze tellen passen. Hoewel onder protest, want ik vind nog steeds dat we moeten kunnen doen wat we willen, maar met het zingen van levensliederen in kroegen zijn we om die reden gestopt. Jammer, echt jammer.
Vanuit het principe dat iedereen volgens de grondwet recht heeft op een eerlijk proces, verdedigen de Friese strafpleiters geregeld mensen die door andere advocaten zijn geweigerd en voor wie schuld bij het publiek en de media reeds vaststaat. Dat levert de Ankers zowel onbegrip als dreigementen op. (…) Vooral door de zaak rondom Robert M, die in de Amsterdamse kinderdagverblijven Het Hofnarretje en Jenno’s Kinderparadijs de veroorzaker was van minstens 83 gevallen van misbruik met kinderen, kregen de Ankers stevige kritiek. Wim: Waar ik ook kwam, steeds kreeg ik de vraag hoe we dat monster nou konden bijstaan. (…) Terwijl juist Robert M. een adequate, stevige en sterke verdediging nodig had. We hadden er vier man op gezet. Pro deo.
Wim: ‘Om misverstanden uit de wereld te helpen, geef ik drie keer per week een lezing. Dat is zo’n 150 keer per jaar. Ik heb er al zo’n 4500 gedaan. Ik wil duidelijk maken waar we voor staan, dat het beroep van strafadvocaat belangrijk is, dat we geen zakkenvullers zijn en dat het zeker geen glitter en glamour is.’ Dat laatste is in het geval van de Anker zichtbaar hartstikke waar; de mannen zijn wars van uiterlijk vertoon en een dure levensstijl. Twee boeren in een toga? Misschien wel. Ze hechten totaal niet aan materie en blijven hun Friese, nuchtere afkomst trouw.
Wim: ‘We zijn een principieel kantoor met een sociaal gezicht. Ten eerste hebben we maar één belang en dat is het belang van de verdachte. We vechten en strijden enkel en alleen voor die ene persoon, onze cliënt, de verdachte. Onze tegenspeler is de officier van justitie. En die is er voor jullie. Hij of zij is kort gezegd de advocaat van de samenleving. Van de slachtoffers en nabestaanden. Die staan wij nooit bij; wij verdedigen louter verdachten. (…) Wij zijn broodnodig om tegenwicht te bieden aan recherche en het Openbaar Ministerie. Wij moeten er voor zorgen dat de hand van justitie niet uitschiet en dat de symbolische weegschaal van Vrouwe Justitia in balans blijft. Ons tweede uitgangspunt is dat we eenieder bijstaan en nooit een uitzondering maken. We kijken niet naar de persoon of naar de aard van het misdrijf. Iedereen heeft recht op rechtsbijstand en wij geven dat recht handen en voeten. (…) Het derde uitgangspunt van het kantoor is dat de advocaten te allen tijde de regie houden. Wim: ‘We fungeren niet als spreekbuis van de verdachte.’ Hans: ‘We zijn geen trekpoppen.’’
(…) Wim: ‘Ik moet zeggen dat we in drie decennia doceren en uitleggen best wat meer begrip hebben geoogst. Een fraaie opsteker als gevolg van najagen van onze missie, is een compliment van de Orde van Advocaten. De landelijke deken heeft eens gezegd dat wij wandelende reclameborden zijn voor de orde. En na afloop van mijn theaterlezingen geven mensen me een hand en zeggen dat ze een stuk genuanceerder over ons werk denken.’