Verdachten onder wie beslag is gelegd hebben geen adequaat recht om op te komen tegen strafvorderlijk beslag. Volgens Tjalling van der Goot wordt het tijd om de beslagregeling aan te passen. Het aanstaande nieuwe Wetboek van Strafvordering is hiervoor een uitgelezen kans.
In het Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht ‘Trema’ verscheen deze week een artikel van Tjalling van der Goot. Hij is zeer kritisch over de beperkte rechtsbescherming van verdachten onder wie door justitie beslag is gelegd. Van der Goot constateert dat het openbaar ministerie een ruimhartige mogelijkheid heeft om in een pril stadium van het opsporingsonderzoek beslag op het vermogen van een verdachte te leggen. Op grond van de wet kan een beslagene weliswaar een klaagschrift indienen bij de rechtbank maar rechters krijgen van de Hoge Raad weinig toetsingsruimte. De praktijk is dat verdachten nauwelijks kunnen opkomen tegen beslag dat in hun ogen ten onrechte is gelegd. Van der Goot bepleit aanpassing van de wet op dit punt.
Klik hier voor het volledige artikel.
Een paar voorbeelden.
Volgens de wet kan niet meer worden geklaagd als de in beslag genomen voorwerpen reeds zijn vernietigd. Dat betekent dat verdachten van wie – bijvoorbeeld – de handelsvoorraad in beslag is genomen, rechteloos zijn en moeten wachten op een inhoudelijk oordeel van de onafhankelijke rechter als het OM tot vervolging overgaat.
Indien een verdachte na gelegd beslag stelt dat het beslag ten onrechte is gelegd omdat hij – bijvoorbeeld – onschuldig is en het beslag te zijner tijd na een vrijspraak aan hem zal moeten worden teruggegeven, of omdat – bijvoorbeeld – beslag volgens hem ten onrechte is omdat later geen verplichting zal worden opgelegd om wederrechtelijk verkregen voordeel (een Plukze-maatregel) aan de Staat te betalen, baat een klaagschrift niet. Volgens de Hoge Raad mag een beklagrechter niet vooruitlopen op de mogelijke uitkomst van de nog te voeren procedure in de hoofdzaak. Kortom, zolang de rechter in de strafzaak nog niet heeft geoordeeld, heeft de beklagrechter geen mogelijkheden om in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte terug te geven omdat er – bijvoorbeeld – geen bewijs is.
Indien door het OM zogeheten conservatoir beslag wordt gelegd ter bewaring van een later in te dienen Plukze-vordering, kan dat slechts na een machtiging door de rechter-commissaris. Deze onderzoeksrechter verleent de machtiging tot een maximum bedrag waarvoor het recht tot verhaal zal worden uitgeoefend. Indien de waarde van het beslag evenwel hoger is dan het maximum bedrag waarvoor de rechter-commissaris toestemming heeft gegeven om conservatoir beslag te leggen, zal een klaagschrift dat strekt tot teruggave van het meerdere boven het door de r.c. in de machtiging vermelde maximumbedrag niet slagen. Volgens de Hoge Raad moet aan de wettelijk eis om in de machtiging door de r.c. een maximumbedrag te vermelden geen zelfstandige betekenis toe worden gekend.
De conclusie van Van der Goot is dat de rechtspositie van een verdachte-beslagene onder de maat is. Voor zover het gaat om conservatoir beslag (in het kader van het veiligstellen van vermogensbestanddelen voor een latere Plukze-vordering) zal de zekerheidsstelling aan waarde winnen. In zo’n geval betaalt de beslagene de taxatiewaarde van het beslag aan het openbaar ministerie. Het beslag komt dan te rusten op het betaalde geld en wordt het in beslag genomen goed aan de beslagene teruggegeven. Probleem is echter dat vele verdachten financieel niet in staat zijn – vaak mede omdat ook beslag is gelegd op gelden en banksaldi – om die zekerheid te stellen. Vernietiging of verkoop van de in beslag genomen voorwerpen door het OM zal dan het gevolg zijn. De beslagene is zijn eigendom kwijt.
Beslag is een uiterst ingrijpend middel dat verstrekkende consequenties kan hebben Van der Goot doet een aantal voorstellen om de rechtspositie van verdachten-beslagenen te verbeteren. Zo meent hij dat beklagrechters vol zouden moeten kunnen toetsen en dus ook een mogelijk gebrek aan bewijs, een te verwachten vrijspraak of een te verwachten afwijzing van een ontnemingsvordering in hun oordeel mogen betrekken. Een dergelijke meer inhoudelijke toets door beklagrechters komt tegemoet aan het rechtsgevoel van burgers. Bovendien zouden beklagrechters een belangenafweging moeten kunnen maken indien het beslag onredelijk bezwarend uitpakt voor de verdachte. Van der Goot stelt bovendien voor dat bij een achteraf onterecht gelegd beslag het OM schadeplichtig is; een dergelijke mogelijkheid om schade als gevolg van het beslag vergoed te krijgen bestaat nu niet. Vernietiging of verkoop van in beslag genomen voorwerpen zou in de visie van Van der Goot pas mogen plaatsvinden als voor politie en justitie duidelijk is dat de spullen niet meer van belang voor de waarheidsvinding en dat geen klaagschrift door de verdachte wordt ingediend.
Er wordt gewerkt aan de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. In dit wetboek zijn ook de beslag- en beklagmogelijkheden geregeld. Het streven is om binnen een paar jaar een nieuw wetboek te kunnen invoeren. Het is een uitgelezen kans om de rechtspositie van verdachten-beslagenen in deze nieuwe wet te regelen.