In het Nederlands Dagblad van 11 februari jl. is een interview gepubliceerd met Wim Anker. Onder de kop ‘Recht op het podium’ gaat het gesprek over zijn huidige theatertour, over zijn privéleven en de relatie met broer Hans en over de voor- en nadelen van zijn werk.
Klik hier voor het volledige artikel. Hieronder volgen enkele citaten.
Diep van binnen schuilt er een pastor in Wim Anker. Hij ziet zijn cliënten allereerst als mens, pas dan als pleger van soms gruwelijke feiten. De wereld zou er mooier van worden als -iedereen zo zou kijken, denkt de bekende strafpleiter. ‘Zie je alleen een dader, dan zeg je al gauw: opsluiten, sleutel in de gracht en wegwezen.’
Prachtig – dat woord behoort tot het standaard vocabulaire van de bekende strafpleiter. Prachtig vindt hij zijn optreden in de Koninklijke Schouwburg, de strijd tegen het OM, zijn haast symbiotische relatie met broer Hans, zijn dochter Marlies die als klein meisje met haar Jip-en-Jannekekoffertje meeging naar kantoor, een vonnis dat goed uitpakt, proefprocessen die tot wetswijzigingen leiden, aanbiedingen voor eerbiedwaardige functies in het parlement, het verenigingsleven van Akkrum, de saamhorigheid in het Abe Lenstrastadion.
De keerzijde kent hij ook: daden van zijn cliënten betitelt hij uit eigen beweging als ‘vreselijk’ en ‘afgrijselijk’. ‘We hebben zedenzaken gehad, een zevenvoudige moord, een vijfvoudige, heel vaak drievoudige, dubbele.’ Privé ging het ook niet allemaal prachtig. Op 30 december 2013 kreeg tweelingbroer Hans, aan wie hij zoveel houvast heeft, een dramatisch fietsongeval waarbij beide benen verbrijzeld raakten. Wim heeft vier burn-outs achter de rug. (…)
Een jaar geleden zette Wim Anker (…) een koerswijziging in. Hij is minder in rechtszalen te vinden, en vaker in theaters en collegezalen. (…) Dat je met een serieus verhaal over strafrecht volle zalen kunt trekken – Wim Anker is er zelf het meeste verbaasd over. (…)
De tweeling is, zoals dat in jongensboeken heet, onafscheidelijk. Sinds 58 jaar brengen de honkvaste broers de zomers door in Slenaken, eerst met hun ouders, later met hun gezinnen. Altijd hetzelfde hotel, diezelfde kamers. Niet bepaald wereldreizigers. Anker vertelt hoe hij en Hans tijdens een wandeling, net over de grens in Teuven, eens een ansichtkaart postten. Belgische postzegel erop en de tekst: ‘We zitten weer in het buitenland’. Zijn ogen twinkelen. (…)
Veel van hun huidige leven schrijft Wim toe aan zijn ouders, te beginnen met hun beider keuze de advocatuur in te gaan. ‘We hebben allebei een sterk gevoel voor rechtvaardigheid en hulpverlening. Dat komt door het ouderlijk milieu. Pa was burgemeester, een sociale man. Een burgervader die met iedereen goed kon. Rijk, arm, links, rechts, gelovig, atheïst. Een verbindende man, laagdrempelig. Hij stimuleerde ons om na de hbs rechten te gaan doen. Hans en ik volgden op de hbs al elke week rechtszittingen. Dan kijk je: wat doet de officier, wat doet de rechter, wat doet de advocaat? En al snel zeiden we toen tegen elkaar: dat is het. Vechten, strijden, knokken (klapt in zijn handen) voor de eenling tegen een sterk apparaat van politie en OM. We waren er dus snel uit. (…)
Ma zei (…), Wim is meer een kruising tussen een humanistisch raadsman, een maatschappelijk werker en predikant. Dat had moeder goed gezien. Hans en ik zijn toch niet helemaal identiek. De maatschappelijk werker in Wim Anker komt vooral boven in zijn bezoeken aan cliënten die veroordeeld zijn tot levenslang of langdurige tbs. In een NCRV-documentaire (2011) over de gebroeders Anker is te zien hoe hij zedendelinquent Theo H. bezoekt, tbs’er sinds 1960. (…) ‘Dan ben je niet zo heel juridisch bezig, maar veel meer humaan.’ (…)
Dat de mens van nature slecht is en geneigd tot alle kwaad zal Anker de Heidelbergse Catechismus niet snel nazeggen. ‘Eerst de mens, en dan het feit’, dat is altijd de kern van zijn preek. ‘Hans en ik bezoeken mensen die de meest vreselijke delicten hebben begaan. Na twee, drie ontmoetingen zie je niet meer de feiten, niet de beelden, maar een mens. Zie je alleen een dader, dan zeg je al gauw: opsluiten, sleutel in de gracht en wegwezen.’ (…)
Toen Robert M., hoofdpersoon in de grootste zedenzaak ooit, Anker vroeg hem te verdedigen, stemde hij toe. Hij heeft enige jaren de verdediging gevoerd samen met kantoorgenoot Tjalling van der Goot. Anker werd uitgemaakt voor pedoadvocaat, kreeg bedreigingen door de bus en stenen door de ruit. ‘Dat stemt niet tot vrolijkheid’, zegt hij. ‘Overdag verdedigen wij onze cliënten en ’s avonds en in de weekenden onszelf.’ Maar cliënten weigeren op grond van wat ze gedaan hebben, doet hij niet. (…)
Anker heeft zes levenslang gestraften als cliënt, het leverde hem de bijnaam ‘advocaat der uitzichtlozen’ op. (…) Anker is niet tegen levenslang. Wel tegen de onherroepelijkheid ervan, doordat er geen toetsingsmoment is na 20 of 25 jaar. Daarmee heeft Nederland het meest rigide beleid in de EU, dat juridisch volgens hem niet houdbaar meer is. (…) Binnen twee jaar, voorspelt Anker, zal er een wetswijziging komen waardoor die toetsing door een rechterlijke instantie ook in Nederland een feit zal zijn. Voor levenslang gestraften enorm belangrijk, zegt Anker. ‘Ik heb een cliënt die zegt: de doodstraf zou voor mij veel humaner zijn geweest, want ik lijd iedere dag. Een tussentijdse toets betekent enig perspectief en hoop. Dat betekent dat men weer gaat leven.”