De rechtbank in Leeuwarden heeft op 14 februari jl. een tweetal politieagenten vrijgesproken. Een derde agent werd ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij handelde uit noodweer. De politiefunctionarissen werden verdacht van poging tot doodslag dan wel poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De politieagenten raakten betrokken bij een aanhouding van een verdachte op 6 juli 2013. De verdachte vluchtte met zijn auto. De politie zette de achtervolging in. De verdachte reed daarbij op een zodanige wijze dat er levensgevaarlijke toestanden ontstonden. Ook werd ingereden op politieagenten. Er werd niet gereageerd op optische en geluidssignalen. Ook werden door de vluchtende verdachte stopgeboden genegeerd. Op enig moment is door agenten op de vluchtende auto geschoten.
Raadsman Hans Anker had ter zitting bepleit dat zijn cliënten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening en omdat zij bleven binnen de grenzen van de Politiewet en de Ambtsinstructie. Onder meer werd door de verdediging een beroep gedaan op het ontbreken van opzet en voorts op het handelen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift en noodweer.
Volgens de rechtbank is in het algemeen sprake van een niet te verwaarlozen kans dat door het schieten met een vuurwapen vanuit een rijdend voertuig op de achterband van een ander voertuig niet deze achterband maar de bestuurder wordt geraakt. “De rechtbank is echter in deze specifieke situatie, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de training en ervaring van verdachte en de medeverdachte, de weg- en verkeerssituatie ten tijde van het schietincident, de geringe afstand tussen beide voertuigen, de stabiele posities van beide voertuigen ten opzichte van de weg en elkaar en de stabiele schiethouding van verdachte, van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de kans aanmerkelijk was dat de door verdachte afgevuurde kogels de bestuurder zouden raken en hij daardoor het leven zou verliezen of zwaar gewond zou raken.”
Ten aanzien van een agent die vanaf een kruispunt op een afstand van ca. 20 meter vijfmaal met zijn dienstpistool op de zijkant van de auto had geschoten, oordeelde de rechtbank dat sprake is van een aanmerkelijke kans dat de kogels tot fatale gevolgen zouden kunnen leiden. Omdat de auto met toenemende snelheid in de richting van de schietende agent reed werd de kans vergroot dat naar beneden gerichte kogels de auto op een grotere hoogte zouden raken waarbij de kans dat de bestuurder in de romp zou kunnen worden geraakt aanmerkelijk is. Omdat de agent schoot in een zeer hectische en bedreigende situatie, waarbij de vluchtende verdachte met een snelheid van 130 km/u reed door de bebouwde kom, reeds een politievoertuig had geramd en op een politieagent was ingereden waarbij over diens tenen was gereden, kon de agent oordelen dat van de vluchtende verdachte een grote agressie uitging. Volgens de rechtbank was er sprake van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding. Volgens de rechtbank handelde de agent uit noodweer. “Naar het oordeel van de rechtbank stond het afvuren van meerdere kogels op de onderzijde van het portier aan de bestuurderszijde van de auto niet in onredelijke verhouding tot de ernst van de aanranding. Daartoe overweegt de rechtbank dat de bestuurder van de auto zich tot dat moment, ondanks meerdere pogingen daartoe, op geen enkele andere manier had laten stoppen. Door de zeer korte tijd die verdachte had om te handelen, had hij naar het oordeel van de rechtbank geen andere reële mogelijkheid dan het gebruiken van zijn dienstwapen. Dat verdachte niet één maar meerdere kogels heeft afgevuurd en dat op grond van het technisch onderzoek aannemelijk is dat deze kogels het portier van de auto van de zijkant hebben geraakt, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de proportionaliteit van verdachtes handelen. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte de kogels zeer snel achter elkaar heeft afgevuurd, terwijl (de bestuurder van) de auto in de tussentijd met slippende banden en hoge toeren snelheid kreeg en bleef rijden.”
Anker is blij met de uitspraken in de drie zaken van zijn cliënten. De politie heeft een geweldsmonopolie in ons land en moet vaak werken onder moeilijke omstandigheden. Daar waar van een burger wordt verwacht dat deze dan terugtreedt, moet de politie juist actief handelen. De rechtbank heeft alle feiten en omstandigheden in de concrete zaken gewogen en met het vonnis begrip getoond voor deze moeilijke omstandigheden.
Klik hier en hier voor de uitspraken.