In oktober jl. heeft Jan Boksem afscheid genomen als bijzonder hoogleraar ‘Verdediging in Strafzaken’ aan de Universiteit van Maastricht. Hij heeft deze door de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten gevestigde leerstoel tien jaren bezet. In zijn afscheidsrede op 21 oktober onder de titel ‘Goede raad is duur’ heeft hij de roerige tijden waarin de advocatuur zich bevindt geschetst en de wetgever geadviseerd de mogelijkheden voor de verdediging tijdens het politieverhoor te verruimen. De zuinige wetgever ondermijnt volgens hem de kwaliteit van de rechtshulp in strafzaken.
Volgens Boksem zijn onzekere tijden aangebroken voor de strafrechtadvocatuur. Als voorbeelden noemt hij de aangekondigde aanpassingen van de gefinancierde rechtshulp, het feit dat door de ZSM-werkwijze bij het openbaar ministerie veel zaken niet meer bij een advocaat terecht komen, het feit dat de cassatiepraktijk door een wetswijziging alleen nog maar is weg gelegd voor superspecialisten, de herziening van het wetboek van Strafvordering en – het meest ingrijpende – het recht van een verdachte op bijstand van een raadsman bij een politieverhoor.
Boksem juicht het recht op consultatie van een raadsman en op verhoorbijstand toe, maar beklemtoont dat het niet inhoudt dat dit altijd kosteloos is. Het vergoedingensysteem in ons land is ontoereikend.
Boksem uit kritiek op het feit dat het hele systeem waarin het recht op consultatie en bijstand van een advocaat rondom het politieverhoor niet geldt voor de verdachte die niet is aangehouden. De kosten komen dan voor rekening van de verdachte. Om die reden zullen verdachten afzien van dit recht. Voor aangehouden verdachten geldt dat deze geen kosten behoeven te voldoen in de piketfase (de fase gedurende de eerste dagen op het politiebureau na de aanhouding). Om echter dit recht in de praktijk daadwerkelijk te kunnen uitoefenen, moet de beloning voor de raadsman adequaat zijn. Indien de beloning onvoldoende is, komt de beschikbaarheid van raadslieden die bijstand gaan verlenen onder druk te staan. “Dit speelt met name in de wat zwaardere strafzaken. Voor de verdachte in bijvoorbeeld een moordzaak staat er veel op het spel. Hij heeft er belang bij dat hij tijdens de politieverhoren wordt bijgestaan (…). De raadsman krijgt een vaste vergoeding (zo’n € 300,-) voor het verlenen van de verhoorbijstand in de piketfase. Het maakt daarbij niet uit hoeveel verhoren er in die fase worden bijgewoond en hoelang die verhoren duren. Het is in theorie denkbaar dat een verdachte (…) zes dagen lang tien uur per dag wordt verhoord en bij al die verhoren bijstand van een raadsman wenst. Er is in Nederland geen advocaat te vinden die dat op een bedrijfseconomisch verantwoorde wijze kan organiseren voor € 300,-.”
Boksem adviseert te komen tot een regeling waarin voorzien wordt in een adequate vergoeding voor raadslieden die niet alleen toereikend is in zaken waarin de verdachte na een verhoor van anderhalf uur wordt heengezonden, maar ook in zaken waarin verdachten veelvuldig en langdurig worden verhoord. Van het bestaande systeem gaat een perverse prikkel uit omdat raadslieden in de verleiding kunnen komen om de cliënt die al bij een eerste verhoor is bijgestaan te adviseren bij de volgende verhoren geen gebruik te maken van de mogelijkheid van rechtsbijstand. Bovendien bestaat de kans dat de raadsman (vanuit zijn eigen belang geredeneerd) liever niet bij dat verhoor aanwezig is en om die reden zijn cliënt adviseert zich op zijn zwijgrecht te beroepen.
Volgens Boksem is het van belang dat de verdediging al in een vroeg stadium kan kennisnemen van de onderzoeksbevindingen. Dat dient niet slechts een verdedigingsbelang, maar kan ook bijdragen aan de waarheidsvinding en aan het efficiënte verloop van het opsporingsonderzoek. In de praktijk beschikt de verdediging in de beginperiode van het onderzoek niet over stukken, ook al regelt de wet dat kennisneming is toegestaan “in elk geval vanaf het eerste verhoor na aanhouding”.
Boksem adviseert de wetgever om te garanderen “dat de verdediging juist en volledig geïnformeerd het verhoor in gaat, dat de raadsman de ruimte krijgt om zijn cliënt tijdens het verhoor daadwerkelijk bij te staan, en – tenslotte – dat hij voor zijn werkzaamheden een adequate vergoeding ontvangt. Beknibbelen (…) raakt direct de kwaliteit van de dienstverlening en draagt bovendien niet in positieve zin bij aan het proces van waarheidsvinding.”
De gedrukte vorm van de afscheidsrede wordt uitgegeven door Wolters Kluwer.