Het openbaar ministerie heeft het hoger beroep in de zaak tegen een tweetal ‘illegale’ zeehondenopvangers ingetrokken. Een 59-jarige man uit Spijk en een 51-jarige man uit De Triemen hadden beide in de zomer van 2014 een tweetal zeehonden onder zich. Een zeehond is een beschermde diersoort. Op grond van de wet is het toegestaan om zieke of gewonde zeehonden slechts tijdelijk mee te nemen om deze vervolgens naar een erkende zeehondenopvangcentrum te brengen. In het geval van cliënten zou dat de Zeehondencrèche in Pieterburen moeten zijn. Beide cliënten stellen echter dat opvang van zeehonden in Pieterburen in strijd is met het welzijn van de zeehonden en hebben bewust gekozen om de dieren naar een alternatieve (illegale) opvanglocatie te brengen.
De beide mannen gingen vorig jaar vrijuit toen de rechtbank in Leeuwarden oordeelde dat sprake was van overmacht. Volgens de rechter waren daarbij twee conflicterende belangen aan de orde, te weten enerzijds de wettelijke plicht om in de Waddenzee gevonden zieke zeehonden over te brengen naar de zeehondencrèche in Pieterburen tegenover anderzijds de wettelijke plicht om zeehonden die hulp behoeven de nodige zorg te verlenen.
Met de uitspraak volgde de rechtbank het pleidooi van raadsman Tjalling van der Goot.
Het vonnis van de rechtbank leidde destijds tot commotie omdat de rechter in zijn oordeel stevige kritiek had op het beleid in de zeehondencrèche Pieterburen. Een lid van de raad van toezicht van de crèche noemde de uitspraak zelfs ‘ongehoord’ en wilde dat de rechter bewoordingen zou terugnemen. Beide cliënten waren in het verleden werkzaam binnen de zeehondencrèche die destijds werd geleid door oprichtster Lenie ‘t Hart. Met de komst van een nieuwe directie in 2014 hebben beide zich afgekeerd. Volgens de rechter is het beleid op basis van het nieuwe protocol van de crèche een financieel protocol, waarin niet het belang van de zeehond maar dat van het geld telt. Volgens de rechter was er een grote kans dat de zeehonden dood zouden zijn gegaan indien deze door de cliënten, zoals de wettelijke regeling voorschrijft, naar het opvangcentrum in Pieterburen waren gegaan. Volgens de rechter was Pieterburen geen veilige haven voor de zeehonden. De rechter betrok daarbij het feit dat het nieuwe beleid is ingezet zonder wetenschappelijke onderbouwing. Het was dus geoorloofd dat beide cliënten zich beroepen op de wettelijke plicht om hulpbehoevende dieren te helpen en om die reden de dieren alternatief op te vangen.
De officier van justitie stelde tegen deze uitspraak hoger beroep in. De advocaat-generaal in hoger beroep heeft echter een zelfstandige bevoegdheid om een door de officier van justitie in eerste aanleg ingesteld appel in te trekken. Van die bevoegdheid heeft de advocaat-generaal dus nu gebruik gemaakt.
De nu definitief geworden uitspraak is voor cliënten een mooi succes. Cliënten zetten zich beide in voor het welzijn van de zeehonden. Beide hebben zich in de afgelopen tijd kritisch uitgelaten over de nieuwe werkwijze binnen de zeehondencrèche in Pieterburen. Met het intrekken van het hoger beroep legt het OM zich neer bij het feit dat opvang buiten de crèche in Pieterburen – ondanks een wettelijke verbod daartoe - geoorloofd is.