Er dient nader onderzoek plaats te vinden in de verkrachtingszaak Oostrum. Dat is het oordeel van het grechtshof in Leeuwarden op 15 september 2010. In deze zaak is in 2008 een 38-jarige man uit Groningen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden wegens verkrachting van een 13-jarig meisje nabij Oostrum in december 2006. Cliënt heeft altijd ontkend. Tegen deze beslissing heeft raadsman mr. Tjalling van der Goot destijds beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad vernietigde in september 2009 de uitspraak van het hof en heeft de zaak in volle omvang teruggewezen.
Het bewijs is uitermate mager. Zo heeft geen herkenning plaatsgevonden, zijn er geen getuigen die cliënt hebben gezien en zijn er geen sporen van cliënt aangetroffen die gelinkt kunnen worden aan het delict.
Cruciaal in de bewijsvoering van het gerechtshof in 2008 is geweest het feit dat in een mortelzak op een bouwplaats vlakbij de plaats van het delict het slipje van het slachtoffer is aangetroffen. Cliënt werkte als bouwvakker op deze bouwplaats.
Het hof wenst thans nader onderzoek naar een passage in het dossier waaruit blijkt dat uit nader onderzoek van de politie zou zijn gebleken dat de eigenaar van het bouwterrein het slipje mogelijk elders heeft gevonden en bij het afval heet gedeponeerd. De eigenaar heeft destijds niet bij de politie willen verklaren. Het hof heeft gelast dat zowel deze eigenaar als de beide verbalisanten die met deze getuige hebben gesproken ter terechtzitting moeten worden gehoord. Op deze wijze trachten de raadsheren van het hof te achterhalen op basis van welke feiten en omstandigheden naar voren is gekomen dat wellicht de eigenaar van het bouwterrein het slipje reeds in handen heeft gehad voordat dit in een mortelzak op de bouwplaats terecht is gekomen. De mogelijkheid is dus aanwezig dat een derde het slipje in de mortelzak heeft gedaan. Iets wat cliënt van meet af aan heeft beweerd.
De voorzitter verzocht voorts om toevoeging van de onderzoeksjournaals en alle onderliggende stukken die in het kader van het onderzoek op dit punt door de politie zijn gemaakt. Het OM verzette zich hiertegen omdat deze stukken voor intern gebruik zouden zijn. Het hof heeft zich vooralsnog bij dit standpunt van het OM neergelegd, maar heeft laten weten dat het goed mogelijk is dat naar aanleiding van de verklaringen van de beide verbalisanten alsnog gelast wordt deze onderzoeksjournaals aan het dossier toe te voegen.
Het hof wees voorts toe het verzoek van raadsman mr. Tjalling van der Goot om een deskundige nader te laten rapporteren omtrent gerezen onduidelijkheden met betrekking tot een in 2008 uitgevoerd Y-chromosomaal DNA-onderzoek. Ook het verzoek van de verdediging om een onafhankelijk onderzoeksbureau opnieuw Y-chromosomaal onderzoek te laten verrichten naar een tweetal biologische sporen van – waarschijnlijk – de dader is gehonoreerd. Dergelijk onderzoek zou een verdachte kunnen uitsluiten als donor van de betreffende sporen.
Het gerechtshof streeft ernaar om de zaak binnen drie maanden opnieuw aan te brengen om de getuigen (twee verbalisanten en de eigenaar van het bouwterrein) te horen. Daarna zal een datum voor de definitieve inhoudelijke behandeling worden vastgesteld.