De Hoge Raad wees op 6 maart jl. een belangrijk arrest over het spreekrecht in strafzaken. De uitspraak heeft mogelijk gevolgen voor het proces tegen Robert M., de hoofdverdachte in de Amsterdamse zedenzaak. Klik hier voor de uitspraak.
De Hoge Raad gaat – ook gelet op de wetsgeschiedenis – uit van een strikte toepassing van de wettelijke regeling omtrent het spreekrecht. Dat geeft duidelijkheid en voorkomt onzekerheid, aldus de Hoge Raad.
Een uitbreiding van de in de wet genoemde kring van spreekgerechtigden gaat volgens ons hoogste rechtscollege de rechtsvormende taak van de rechter te buiten.
Het standpunt van de Rechtbank Amsterdam d.d. 15 december jl. In de zaak tegen Robert M. is naar onze mening niet in overeenstemming met dit arrest van de Hoge Raad. De rechtbank oordeelde dat ouders van de betrokken jonge kinderen namens hun kind spreekrecht mogen uitoefenen. Bovendien bepaalde de rechtbank dat zij zich daarbij niet hoeven te beperken tot de gevolgen voor hun kind, maar in het kader van het spreekrecht ook de consequenties voor hun eigen leven mogen betrekken. De rechtbank heeft aldus de wettelijke regeling ruim uitgelegd. Op basis van de recente uitspraak van de Hoge Raad is een ruime interpretatie van de wettelijke regeling in de visie van de verdediging niet toegestaan.
De raadslieden Tjalling van der Goot en Wim Anker hebben de rechtbank in Amsterdam reeds gisteren laten weten ter zitting van 12 maart a.s. deze kwestie aan te kaarten.