De economische politierechter in Groningen heeft heden de 53-jarige Herman van Vliet uit Doezum ontslagen van alle rechtsvervolging. Cliënt werd verweten eind 2010/begin 2011 een dertiental Drentse Heideschapen en drie Nederlandse Landgeiten niet te hebben voorzien van een voorgeschreven identificatiemiddel. Volgens de rechtbank treft cliënt echter geen enkele blaam omdat hij is afgegaan op – achteraf – onjuiste informatie en adviezen van de Algemene Inspectiedienst (AID). De AID is de handhavingsinstantie van het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie.
De verdediging is gevoerd door mr. Tjalling van der Goot.
Cliënt is hobbymatig houder van voornoemde geiten en schapen. Dergelijke dieren moeten zijn voorzien van een wettelijk voorgeschreven identificatiemiddel. Een klassiek plastic oormerk levert volgens cliënt echter risico op het uitscheuren van de oren op; als de dieren hun kop door het gaas van de omheining steken, scheuren de oren uit indien de kop wordt teruggetrokken. Om die reden is cliënt op zoek gegaan naar alternatieven.
Enkele jaren geleden heeft cliënt bij de dieren onderhuids ter hoogte van het borstbeen een chip laten aanbrengen. Een medewerker van het ministerie had in 2005 reeds aangegeven dat deze methode van identificatie volstond. Twee jaar later verklaarde een ambtenaar van de AID tijdens een reguliere controle op het erf van cliënt dat cliënt met een chip handelde ‘in de geest van de wet’. Cliënt is dus in de veronderstelling geweest dat hij de wet niet overtrad.
Begin 2010 bleek daarentegen dat de chipmethode niet een op de wet gebaseerde methode van registratie is. Cliënt heeft de AID gevraagd of hij de geiten en schapen kon laten identificeren door middel van een maagbolus én een tatoeage in het oor. Volgens de AID was dit voorstel geen wettig alternatief voor het plastic oormerk.
Namens het Ministerie is om deze reden een last tot dwangsom (met een maximum van € 27.000) opgelegd. Nadien is deze last ingetrokken en omgezet in een voornemen om bestuursdwang uit te oefenen. Bestuursrechtelijk is cliënt aldus het vuur na aan de schenen gelegd.
Nadien bleek dat in de Regeling Identificatie & Registratie wel degelijk is voorzien in de mogelijkheid om de dieren te identificeren door middel van een maagbolus én een tatoeage. Deze identificatiemethode was nu juist door cliënt voorgesteld maar door de AID afgekeurd.
De economische politierechter honoreerde het verweer van de verdediging en oordeelde dat cliënt door de autoriteiten op het verkeerde been is gezet. Volgens de rechter zou cliënt waarschijnlijk geen strafbaar feit hebben gepleegd indien de AID op de hoogte zou zijn geweest van de wettelijke voorgeschreven identificatiemiddelen. De rechter oordeelde dat een verdachte moet kunnen afgaan op hetgeen door de ambtenaren van de AID wordt verklaard. Om deze redenen is sprake van afwezigheid van alle schuld. De rechter heeft cliënt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Zowel de verdediging als het OM hebben afgezien van het recht om hoger beroep in te stellen. Daarmee is de strafzaak ten einde. Cliënt is zeer tevreden over de uitspraak. Cliënt heeft reeds in 2011 de dieren laten identificeren door middel van een maagbolus en een oortatoeage.
Opmerkelijk is dat de AID buiten de strafzaak om heeft aangegeven bereid te zijn cliënt financieel te compenseren. De AID heeft cliënt onder meer schriftelijk laten weten “dat hetgeen door medewerkers van mijn dienst naar u is gecommuniceerd over de wijze waarop u alsnog zou kunnen voldoen aan deze regeling onjuist is.” Daarmee geeft de AID haar eigen fouten toe. Cliënt zal met behulp van een civiele advocaat met de AID onderhandelen over de hoogte van het schadebedrag.